de maai-eenheid (agressiviteit van maaien, rollen, snijbalken,
gemonteerde werktuigen, gazoncompensatie-instellingen
enz.) heeft ook een invloed op de effectieve maaihoogte.
Controleer regelmatig de effectieve maaihoogte met de Turf
Evaluator, model 04399, om de gewenste basisinstelling van
de maaihoogte te bepalen.
Agressiviteit van maaistand
De agressiviteit van de maaistand van het maaidek heeft
een duidelijke invloed op de prestaties van het maaidek.
De agressiviteit van de maaistand slaat op de hoek van de
snijplaat ten opzichte van de grond (Figuur 14).
De beste instelling van het maaidek hangt af van de
gazonomstandigheden en de gewenste resultaten. Ervaring
met het maaien van uw gazon bepaalt de beste instellingen.
De agressiviteit van de maaistand kan tijdens het maaiseizoen
aangepast worden aan de conditie van het gras.
In het algemeen is een laag tot normaal agressieve instelling
beter geschikt voor grassoorten voor het warme seizoen
(bermuda-, paspalum-, zoysiagras), terwijl voor grassoorten
voor het koele seizoen (bentgras, blue grass, ryegras) een
normaal tot hoog agressieve instelling vereist is. Bij een hoog
agressieve instelling wordt meer gras gemaaid doordat de
ronddraaiende messenkooi meer gras in de snijplaat trekt.
Figuur 14
1. Afstandsstukken, achter
2. Montageflens van zijplaat
Gazoncompensatie-instellingen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van
de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst. (Dit
voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook
wel bekend als 'bobbing'.)
Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is
gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren
wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats.
1. Monteer de borgpen in de achterste opening in de
veerstang (Figuur 15).
3. Agressiviteit van
maaistand
1. Gazoncompensatieveer
2. Borgpen
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van
de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte
veer 15,9 cm bedraagt (Figuur 15).
Opmerking: Als u de machine gebruikt op oneffen
terrein, moet de veer 12,7 mm korter zijn.
Opmerking: De gazoncompensatie-instelling dient
opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte of de
agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
10
Figuur 15
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren