• Bestudeer en gebruik veilige programmeermethodes om een gereedschapsbotsing in een niet
werkstuk-afsnijden omstandigheid te voorkomen.
• Spilvoeringen zijn te groot en maken geen contact met de buitenzijde van het staafmagazijn.
Controleer de speling tussen de staaf en de voering in geval van trillingen of slechte
oppervlaktenabewerkingen.
• Het leidende einde van de staaf moet zijn afgeschuind. Voor een goede staafaanvoer is een
glad staafpad nodig. De ingaande hoeken van spantangen moet schuin zijn. Scherpe ingaande
hoeken moeten worden verwijderd. Eventuele scherpe hoeken in het staafpad moeten worden
verwijderd. Hoeken kunnen aanvoerproblemen veroorzaken.
• Bij de fabricage van aangepaste voeringen of kleine staaf gebruiken schijven ruim voldoende afschuining.
• Het kan handig zijn om een geleider aan de achterzijde van spantangen toe te voegen om het
staafmagazijn in de juiste positie te plaatsen.
• Controleer bij een storing of het staafpad niet wordt geblokkeerd.
• De voering moet in de spil worden gecentreerd en moet net groot genoeg zijn om de staaf vrij
door te voeren.
• Hoe groter de diameter van het staafmagazijn, hoe korter de staaf en hoe nauwer de staafvoering.
• Onregelmatige schade aan snijgereedschap of geen consistente werkstukken kunnen worden
veroorzaakt door het gebruik van een te lang staafmagazijn, een onregelmatige staafdiameter,
een verbogen staafmagazijn, een vuil of verontreinigd staafmagazijn.
• Bij het bewerken mag de staaf niet uit het einde van de voering steken.
• Verlaag de spilsnelheid wanneer u staven van volledige lengte gebruikt om trilling door onbalans
te voorkomen of te verminderen.
• De staaf moet worden schoongemaakt voordat deze op de laadlade wordt geplaatst. Een vuil
staafmagazijn versnelt het slijten van de voering en kan in de voering blijven steken of kan niet
draaien in het houderapparaat van het werkstuk.
• Gebruik de 3/8" duwstang niet om 3/4" of groter te duwen.
• Gebruik geen gebogen of onregelmatig materiaal. Voor vierkante, zeskantige of ovaal
staafmateriaal zijn speciale draaiing- en uitlijnmethoden nodig.
• Gebruik een trekbuis spantang. De duwstang wordt op zijn plaats gehouden als de spantang
wordt gesloten. Wanneer materiaal niet door de trekbuis in de duwer wordt gedrukt, kunnen
variaties in lengte optreden.
• Einde van staaf dat contact maakt met de duwstang moet worden gesneden bij 90° om
uitsteeksels en variatie in lengte te voorkomen.
• Breng de laadlade net genoeg omhoog om de staaf in te voeren. Wanneer deze te hoog is, wordt
de staaf overlopen en kan het zijn dat meerdere staven worden overgebracht.
• Alle staven die via de laadlade worden geladen, moeten minimaal 10" (254 mm) lang zijn, of een
minimum van 2.25 keer de afstand van het einde van de overbrengingslade van het begin van de
voeringsboring zijn, afhankelijk van welke langer is.
• Bij het aanvoeren van zwaar materiaal met een grote diameter mag de staaflengte niet langer zijn
dan 36" (914mm).
• Korte staven moeten op de laadlade worden geplaatst in de buurt van de draaimachine.
• Laat de 3/8" duwstang terugtrekken van de voering voordat de spil op snelheid komt; stel de
minimale terugtrekking in op 32" (813mm).
• Zorg ervoor dat instelgereedschap en reserve spilvoeringen uit de staafaanvoer zijn verwijderd
voordat u deze bedient.
• Bewaar de voeringen in rek dat aan de achterzijde van de staafaanvoer is bevestigd.
PAGINA 28 VAN 67
Haas technische publicaties
Installatie-, toepassingen- en operator's handleiding
Aanbevelingen
96-NL0013, Rev. BA
APRIL 2012
Vertaling van de originele instructies