5 R A Y q < I B i C \ E Q X > D N J z R
Gevoeligheid instellen
U kunt de gevoeligheid selecteren op basis van het omgevingslicht.
Gevoeligheid
4
Automatisch
64
100
200
400
800
1600
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Gevoeligheid] met de vierwegbesturing (23).
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
4
Wijzig de gevoeligheid
met de vierwegbesturing (23).
5
Druk op de knop 4.
De instelling voor de gevoeligheid
wordt opgeslagen.
6
Druk op de knop 3.
De camera gaat terug naar de opnamestand met de huidige instelling.
• Als [Auto] is ingesteld terwijl de opnamefunctie is ingesteld op R, wordt de gevoelig-
heid automatisch aangepast tussen 64 en 1600.
• Als u de opnamefunctie instelt op 4, wordt het bereik voor AUTO ingesteld op 64-1600.
• De gevoeligheid wordt ingesteld op 64 indien de opname functie is ingesteld op y.
Andere waarden kunnen niet worden ingesteld.
• Als u de functie [Gevoeligheid] vaak gebruikt, kunt u tijd besparen door de functie toe te
wijzen aan de knop Snelinstelling. (p.58)
De gevoeligheid opslaan 1p.104
96
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast binnen het bereik dat u hebt
opgegeven met de procedures beschreven in "Automatische gevoeligheid
instellen" (p.97).
• Bij een lagere gevoeligheid wordt de opname scherper met minder ruis.
Bij weinig licht wordt de sluitertijd langer.
• Bij een hogere gevoeligheid is er een relatief korte sluitertijd bij slechte
lichtomstandigheden, zodat bewegingen van de camera slechts
een beperkte invloed op de opnamekwaliteit hebben. Opnamen kunnen
echter wel ruis (vlekken) bevatten.
MENU
2, 3, 4
5
1, 6
Opnemen
1/3
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
Autom. belicht.
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Einde
Einde
Einde
MENU
Opnemen
1/3
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
Autom. belicht.
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Stop
Stop
MENU
Auto
200
64
100
200
400
800
1600
OK
OK
OK
OK