Lichtmeting voor automatische belichting instellen
U kunt instellen in welk deel van het beeld het licht wordt gemeten ter bepaling
van de belichting.
Lichtmeting bij automatische belichting
4
Meervlaks
L
lichtmeting
Lichtmeting
M
met nadruk
op het midden
N
Spotmeting
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Autom. belicht.] met de vierwegbesturing (23).
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
4
Selecteer met de vierwegbesturing
(23) de instelling voor lichtmeting
bij automatische belichting.
5
Druk op de knop 4.
De instelling voor de lichtmeting wordt opgeslagen.
6
Druk op de knop 3.
De camera gaat terug naar de opnamestand met de huidige instelling.
94
MENU
2, 3, 4
5
1, 6
De camera verdeelt het beeld in 16 zones, meet het licht en bepaalt
op basis daarvan de belichting.
De camera meet de algehele helderheid van de opname,
waarbij de lichtmeting in het midden van het beeld zwaarder doorweegt.
De camera bepaalt de belichting door alleen het licht in het midden
van het beeld te meten.
Opnemen
1/3
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
Autom. belicht.
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Einde
Einde
Einde
MENU
R C Y B C 4
Opnemen
1/3
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
Autom. belicht.
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Stop
Stop
Stop
MENU
L
M
N
OK
OK
OK
OK