De opnamescherpte instellen (Scherpte)
U kunt een opname scherpe of zachte contouren geven.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Scherpte] met de vierwegbesturing (23).
3
Verander het scherpteniveau
met de vierwegbesturing (45).
De volgende instelling wordt opgeslagen.
(zacht)
F
(normaal)
G
(hard)
H
4
Druk op de knop 3.
De instelling voor de scherpte wordt opgeslagen
en de camera keert terug naar de opnamestand.
Als u de functie [Scherpte] vaak gebruikt, kunt u tijd besparen door de functie toe te wijzen
aan de knop Snelinstelling. (p.58)
MENU
2, 3
1, 4
Opnemen
1/3
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
Autom. belicht.
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Einde
Einde
Einde
MENU
R C Y C 4
Opnemen
3/3
Momentcontrole
QUICK
Geheugen
Scherpte
S
Kleurverzadiging
Contrast
MENU
Einde
4
101