Het aanraakscherm
Druk niet te hard op het glas van het aanraakscherm. Als u dit wel doet, kan het aanraakscherm
Let op
worden beschadigd.
Het aanraakscherm is een LCD-scherm waarop interactieve schermen worden weergegeven met
aanraaktoetsen voor het maken van taakselecties. Selecties worden gemarkeerd wanneer deze
worden aangeraakt. U kunt het aanraakscherm pas gebruiken als de MFP volledig is opgewarmd.
Gebruik het beginscherm om toegang te krijgen tot de opties AFW.EENH., DUBBELZIJD.,
CONTRAST, SCHAAL, PAPIER en GEAVANC..
Als u OPTIES kiest bij AFW.EENH., kunt u instellingen selecteren voor UITV.BAK, BINDEN,
NIETEN, UITVOER en HDD OPSLAAN. U kunt ook NIETEN en SORT. kiezen. Met NIETEN
kunt u de functie voor nieten in- en uitschakelen. Met SORT. kunt u de functie voor sorteren in-
en uitschakelen.
Bij DUBBELZIJD. kunt u opties voor dubbelzijdig afdrukken voor enkelzijdige en dubbelzijdige
originelen en voor afdrukken selecteren.
Kies bij CONTRAST HERSTEL of AUTO. Met deze instellingen kunt u het contrast van de kopie
lichter of donkerder maken.
Kies bij SCHAAL AUTO, ZOOM of VOORINST.. Hiermee kunt u een document verkleinen of
vergroten. U kunt een vooraf ingestelde factor selecteren met VOORINST. of de factor handmatig
aanpassen met ZOOM. Met AUTO kunt u de factor terugzetten op 1:1.
Kies bij PAPIER de lade waaruit u wilt kopiëren. Het papierformaat wordt weergegeven.
De bijbehorende pictogrammen geven weer hoeveel papier elke lade bevat.
Kies bij GEAVANC. ORIGINELEN, UITVOER, ROTATIE UIT of OPSLAAN. Met ORIGINELEN kunt
u aangeven welke soort origineel u wilt kopiëren (bijvoorbeeld een origineel met gemengde
formaten of een origineel op tabpapier). Met UITVOER kunt u opties voor de kopie selecteren,
zoals het invoegen van een voorblad, een transparant tussenvel, het herhalen van een afbeelding
of het toevoegen van een stempel/sjabloon. Als ROTATIE UIT is geselecteerd en gemarkeerd,
schakelt u hiermee de automatische functie uit waarbij een originele afbeelding 90 graden kan
worden gedraaid zodat deze wordt aangepast aan de afdrukstand van de pagina zonder dat er
gegevens verloren gaan. Als ROTATIE UIT bijvoorbeeld is geselecteerd, wordt een liggende
afbeelding niet geroteerd voordat deze op een pagina met een staande afdrukstand wordt
afgedrukt. Als u een document met een liggende afdrukstand wilt afdrukken op een pagina
met een staande afdrukstand (of omgekeerd) door eerst de afbeelding te draaien, moet u de
automatisch functie inschakelen (ROTATIE UIT is niet gemarkeerd). Met OPSLAAN kunt u
een document scannen en opslaan op de MFP om dit later af te drukken.
4 1 Aan de slag
Herstel (14): hiermee kunt u de MFP opnieuw instellen op de automatische
modusinstellingen of op de keyoperatorinstellingen.
Jobgeheugen (15): hiermee geeft u schermen weer waarin u functies voor het opslaan
en terughalen van opdrachten kunt selecteren.
NLWW