3
Klik op [Auto Detect] (Autom. detectie), selecteer het apparaat als dit is gevonden en klik op [Next]
(Volgende).
OPMERKING:
Als het apparaat niet wordt gevonden
Klik op [Refresh] (Vernieuwen). Als het probleem blijft optreden, klikt u op [IP address] (IP-adres) of [MAC
address] (MAC-adres), voert u het IP-adres of MAC-adres van het apparaat
in en klikt u op [Next] (Volgende).
4
Klik op [Add] (Toevoegen)
5
Klik op [Close] (Sluiten).
Het type poort of het poortnummer wijzigen
Als de afdrukprotocollen (
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren) of poortnummers (
zijn gewijzigd op het apparaat, moeten de bijbehorende instellingen op de computer eveneens worden aangepast. Dit geldt
overigens alleen voor LPR- of RAW-poorten.
1
Klik op [Configure Port] (Poort configureren).
2
Selecteer het keuzerondje [LPR] of [RAW] bij [Protocol Type] (Protocoltype), wijzig indien nodig het
nummer in het tekstvak [Port Number] (Poortnummer) en klik op [OK].
[Finish] (Voltooien).
Netwerkinstellingen weergeven
Poortnummers wijzigen)