#
Code
[2.9]
[C‑07]
▪ 0: Vertrekwater
▪ 1: Externe kamerthermostaat
▪ 2: Kamerthermostaat
Thermostaattype
Alleen van toepassing in externe kamerthermostaatregeling.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen
mogelijk
als
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
#
Code
[2.A]
[C‑05]
Externe kamerthermostaattype voor de
primaire zone:
▪ 1: 1 contact: De gebruikte externe
kamerthermostaat
thermo AAN/UIT-staat sturen. Er is
geen onderscheid tussen een vraag
naar verwarming of een vraag naar
koeling.
aangesloten op slechts 1 digitale
ingang (X2M/35).
Selecteer deze waarde in het geval
van
warmtepompconvector (FWXV).
▪ 2: 2 contacten: De gebruikte externe
kamerthermostaat
verwarm-/koelthermo
kan sturen. De kamerthermostaat is
aangesloten op 2 digitale ingangen
(X2M/35 en X2M/34).
Selecteer deze waarde in het geval
van een aansluiting op een bedrade
(EKRTWA) of draadloze (EKRTR1)
kamerthermostaat
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T
De doel-delta T bij verwarming voor de primaire zone hangt af van
het type afgever voor de primaire zone dat hierboven werd gekozen.
Bij verwarming geeft deze instelling het temperatuurverschil aan
tussen de instelpunt van aanvoerwater en het retourwater. Bij
koeling geeft deze instelling het temperatuurverschil aan tussen de
instelpunt van retourwater en het aanvoerwater.
De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. De
aanbevolen aanvoerwatertemperatuur voor vloerverwarmingslussen
bedraagt 35°C. In dat geval wordt de unit aangestuurd om een
temperatuurverschil van 5°C te bekomen, wat betekent dat de
temperatuur van het retourwater naar de unit ongeveer 30°C
bedraagt. Afhankelijk van de geplaatste toepassing (radiatoren,
warmtepompconvectoren, vloerverwarmingslussen) of de situatie
kan het temperatuurverschil tussen het retourwater en het
aanvoerwater gewijzigd worden. Merk op dat de pomp haar debiet
zodanig zal regelen dat de delta T wordt behouden. In sommige
speciale gevallen kan de gemeten delta T verschillen van de
ingestelde waarde.
INFORMATIE
Wanneer enkel de back-upverwarming actief is bij het
verwarmen, zal delta T worden geregeld op basis van de
vaste capaciteit van de back-upverwarming. Het is
mogelijk dat deze delta T verschilt van de geselecteerde
doel-delta T.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVH/X04+08S18+23DA
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P495248-1 – 2017.12
Beschrijving
de
regeling
van
de
Beschrijving
kan
enkel
een
De
kamerthermostaat
is
een
aansluiting
op
de
een
gescheiden
AAN/UIT-staat
INFORMATIE
Bij het verwarmen zal de doel-delta T pas na een bepaalde
bedrijfstijd worden gehaald, wanneer het instelpunt wordt
bereikt, gezien het grote verschil tussen het instelpunt van
de aanvoerwatertemperatuur en de inlaattemperatuur bij
het opstarten.
INFORMATIE
Als er in de primaire zone of de secundaire zone een vraag
naar verwarming is en deze zone is uitgerust met
radiatoren, dan zal de doel-delta T die door de unit wordt
gebruikt bij het verwarmen, vast 10°C zijn.
Als de zones niet zijn uitgerust met radiatoren, dan zal de
unit bij het verwarmen voorrang geven aan de doel-delta T
voor de secundaire zone als er een vraag naar verwarming
is in de secundaire zone.
Bij het koelen zal de unit voorrang geven aan de doel-
delta T voor de secundaire zone, als er een vraag naar
koeling is in de secundaire zone.
#
Code
[2.B.1]
[1‑0B]
Delta T verwarming: er moet een
minimaal temperatuurverschil zijn voor
de goede werking van de
warmteafgevers in de
verwarmingsmodus.
▪ Als [2-0C]=2, dan is die vastgesteld op
10°C
▪ Anders: 3°C~10°C
[2.B.2]
[1‑0D]
Delta T koeling: er moet een minimaal
temperatuurverschil zijn voor de goede
werking van de warmteafgevers in de
koelmodus.
▪ 3°C~10°C
Aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt
wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen.
De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer
zal
verwarmd
worden.
Daarbij
aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de
aanpassing
aangezet
wordt,
aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van
voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd
geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de
gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing
uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de
gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde
aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of
verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het
verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit
resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort)
▪ minder aan/uit-cycli (stiller, groter comfort en grotere effectiviteit)
▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8 Configuratie
Beschrijving
moet
ook
de
gewenste
zal
de
unit
de
gewenste
59