Scherpstelvergrendeling
Om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet in het midden
van de foto bevindt, gebruikt u de scherpstelvergrendeling.
Ê De scherpstelvergrendeling gebruiken
1. Zorg ervoor dat het onderwerp zich in het midden van het
scherpstelkader bevindt.
2. Druk de Sluiterknop tot halverwege in. Als het groene
automatische scherpstelkader oplicht, betekent dit dat de
camera scherpgesteld is op het onderwerp. Wees voorzichtig
dat u de Sluiterknop niet geheel indrukt, om te voorkomen dat
u onbedoeld een foto maakt.
3. Met de Sluiterknop nog altijd tot halverwege ingedrukt, beweegt
u de camera om uw foto opnieuw naar wens samen te stellen,
en vervolgens drukt u de Sluiterknop volledig in om de foto te
maken. Als u uw vinger van de Sluiterknop afhaalt, wordt de
scherpstelvergrendeling beëindigd.
1. Het beeld dat u
2. Druk de
wilt opnemen.
032
3. Pas de compositie
Sluiterknop in tot
aan en druk de
halverwege en
Sluiterknop
stel scherp op
volledig in.
het onderwerp.
Flitser (
) / Links knop
Als u op de knop LINKS drukt terwijl het
menu wordt weergegeven op het
LCD-scherm, wordt de cursor verplaatst
naar het linker tabblad.
Als het menu niet wordt weergegeven
op het LCD-scherm, werkt de knop
LINKS als FLITSER-knop (
Ê De flitsmodus selecteren
1. Selecteer een opnamemodus, met uitzondering van de modus film-
clipmodus of de DIS-modus met behulp van de functiekiezer. (p.20)
2. Druk op de flitserknop totdat de gewenste indicator voor de
flitsermodus wordt weergegeven op het LCD-scherm.
3. Er wordt een indicator voor de flitsermodus weergegeven op
het LCD-scherm. Gebruik de juiste flitsmodus voor de omgeving
waarin u werkt.
Ê Flitsbereik
Normaal
ISO
GROOTHOEK TELELENS GROOTHOEK TELELENS GROOTHOEK TELELENS
0.8~4.5
0.8~2.4
AUTO
).
[Automatisch flitsen selecteren]
(Eenheid: m)
Macro
Automatische macro
0.2~0.8
0.5~0.8
0.2~4.5
0.5~2.4