4.3.2.2
Rekening houden met overgrijpen
4.3.3
Minimale afstand tot reflecterende oppervlakken
8021606/1GWF/2022-11-11 | SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden
Volgens ISO 13855 mag het niet mogelijk zijn om het lichtgordijn te omzeilen. Wanneer
de toegang tot de gevarenzone door overgrijpen (overreiken) over een verticaal veilig‐
heidsveld niet kan worden uitgesloten, moet de hoogte van het veiligheidsveld en de
minimale afstand van het lichtgordijn worden bepaald. Deze moet worden bepaald door
de berekende waarden op basis van de mogelijke detectie van ledematen of lichaams‐
delen te vergelijken met de waarden die door het mogelijk overreiken ontstaan. Gebruik
de hoogste waarde die uit deze vergelijking naar voren komt.
Afbeelding 9: Voorbeeldweergave van de overgrijpbaarheid van het contactloze beveiligingssys‐
teem. Links: niet overgrijpbaar veiligheidsveld. Rechts: overgrijpbaar veiligheidsveld.
Overzicht
De lichtstralen van de zender kunnen door reflecterende oppervlakken en licht ver‐
strooiende media worden afgebogen. Dit kan ertoe leiden dat een object niet wordt
herkend.
Daarom moeten alle reflecterende oppervlakken en voorwerpen (zoals materiaalcontai‐
ners, machinetafel enz.) een minimale afstand a tot het veiligheidsveld hebben. Deze
minimale afstand a moet naar alle kanten van het veiligheidsveld worden aangehou‐
den. Dit geldt zowel in horizontale, verticale als schuine richting, evenals aan de uitein‐
den van het veiligheidslichtgordijn. Hetzelfde gebied moet vrij van licht verstrooiende
media (zoals stof, nevel of rook) zijn.
De minimale afstand a is afhankelijk van de afstand D tussen zender en ontvanger
(veiligheidsveldbreedte).
De lasvonkbescherming kan de optische eigenschappen van het veiligheidslichtgordijn
beïnvloeden, zodat reflecterende oppervlakken een grotere minimale afstand moeten
aanhouden.
s
Afbeelding 10: Minimale afstand tot reflecterende oppervlakken
PROJECTERING
r
G E B R U I K S A A N W IJ Z I N G | deTec4 Core
4
19