3. Ingebruikname
v Pomp op veilige afstand tot de doorpompvloeistof opstellen.
Zuigslang aansluiten :
De zuigslang moet een 3,3 mm (G 1)-schroefdraad hebben.
Aan de zuigzijde moet een vacuümvaste zuigslang met de pomp
luchtdicht vastgeschroefd zijn en er mogen geen waterslang-
steeksystemen gebruikt worden.
• bijv. GARDENA zuigslang art. nr. 1412
2
v De vacuümvaste zuigslang
zuigzijde
Om verstopping of beschadiging van de turbine te voorkomen
raden wij aan een zuiggarnituur met zuigfilter in te schakelen.
• bijv. GARDENA Zuiggarnituur met terugstroomstop
1
art. nr. 1411 / 1418
Drukslang aansluiten :
De drukaansluiting heeft een 33,3 mm (G 1)-schroefdraad
waaraan via het GARDENA-waterslangsteeksysteem zowel
3
4
13 mm (1/2 "), 15 mm (5/8 ") of 19 mm (3/4") - slangen aange-
sloten kunnen worden.
v Drukslang
pomp verbinden.
Een geoptimaliseerd gebruik van de doorstoomcapaciteit van de
pomp wordt door aansluiting van 19 mm (3 /4") -slangen samen
met GARDENA Profi-System-armaturen (bijv. art. 1752) of van
25 mm (1") -slangen met GARDENA messing aansluitarmaturen
(bijv. art. nr. 7142) bereikt.
Drukslangen parallel
Bij parallelle aansluiting van meerdere drukslangen of
aansluiten :
aansluitapparaten kan de GARDENA 2- of 4-wegverdeler
art. nr. 1210 / 1194 gebruikt worden.
v 2- of 4-wegsverdeler direct op de schroefdraad van de
aansluiting aan de drukzijde
4. Bediening
Motor controleren :
1. Pomp bij afgezette motor opstellen.
2. Oliestand controleren (zie 5. Onderhoud).
3. Benzinestand controleren (zie 5. Onderhoud).
4. Luchtfilter controleren (zie 5. Onderhoud).
38
1
met de aansluiting aan de
2
van de pomp luchtdicht vastschroeven.
3
4
met de aansluiting aan de drukzijde
van de
4
schroeven.
Pomp met doorpompvloeistof
De pomp moet voor elke ingebruikneming met ca 1,5 l door-
vullen :
pompvloeistof gevuld worden.
5
1. Deksel
schroeven.
2. Pompkamer via het vulpunt
vloeistof vullen (ca. 1,5 l).
3. De deksel
schroeven.
6
Motor starten :
V Voor het starten altijd de motor controleren en de pomp
met doorpompvloeistof vullen.
7
1. Als de motor koud is, de chokehendel
stand
Als de motor warm is, de chokehendel
gesloten
stand
open
8
2. Gashendel
langzaam
3. Als de motor koud is of volgetankt is, de start-balpomp
een aantal keren indrukken tot benzine in de doorzichtige
benzineslang
0
9
4. Ontstekingschakelaar
A
5
voor het doorpompvloeistof op het vulpunt
6
helemaal met doorpomp-
5
6
weer met de hand in het vulpunt
vast
7
naar boven op
(gesloten) schuiven.
7
naar beneden op
(open) schuiven.
8
op de middelste stand tussen
langzaam
en
snel
zetten.
0
te zien is.
A
op „ I " (ingeschakeld) draaien.
6
los-
9
39