A
B
D
RIEMSPANNING AANPASSEN
De riemspanner (A) bevindt zich op de brug van de liggende
achtervork. De riemspanning kan worden aangepast zonder een van de
kettingkasten (B) te moeten verwijderen.
De afstelbout voor de riemspanning (C) bevindt zich onder de brug van
de liggende achtervork.
Schakel de fiets uit.
Verhoog de spanning met behulp van een 5 mm inbussleutel door de
afstelbout voor de riemspanning (C) in kleine stappen met de klok mee
te draaien.
Verlaag de spanning met behulp van een 5 mm inbussleutel door de
afstelbout voor de riemspanning (C) tegen de klok in te draaien.
De riemspanner is veerbelast. Tijdens het verlagen van de
riemspanning zal de afstelbout voor de riemspanning na een
bepaald punt geen invloed hebben op de riemspanning. Het is
belangrijk om de afstelbout voor de riemspanning na dit punt niet
te blijven aanpassen om het loskomen van de beschermkap van
de bout te voorkomen.
De riemspanning moet (D) halverwege het voorste tandwiel en de rol
van de riemspanner worden gemeten.
De riemspanning moet worden gemeten met behulp van een Gates
C
Riemspanning Krikit-meter en tot een waarde van 22 kg-25 kg.
De riemspanning moet tijdens het draaien van de cranks drie keer
worden gemeten om een nauwkeurig meting te hebben.
Draai de crank 120° en zorg dat de drie waarden consistent zijn.
De riemspanning moet na elke 25 fietsuren worden aangepast/
gecontroleerd.
OPGELET: Zorg dat de riem tijdens de hantering niet wordt
geplooid, gedraaid, achterovergebogen, omgedraaid, gebundeld
of met een kabelbinder wordt vastgezet. Gebruik de riem niet
als een bandsleutel of kettingzweep. Probeer niet om de riem te
laten rollen of open te wrikken. Gebruik de riem niet wanneer er
tekenen van schade worden waargenomen.
De riemspanning kan alleen worden gemeten met behulp van de
Gates Riemspanning Krikit-meter. Geen enkel ander apparaat zal
een nauwkeurige meting geven.
Nadat de riemspanning en de riemuitlijning juist zijn ingesteld, brengt u de
componenten van de kettingkast en de frametas opnieuw aan.
30