MT CT 01
NOODOPROEP:
Met deze functie wordt een lijst met telefoonnummers gebeld als op de centrale een alarmsignaal binnenkomt
(Zie paragraaf 5.9).
NOODOPROEP:
Met deze functie wordt een lijst met telefoonnummers gebeld als op de centrale een alarmsignaal binnenkomt
(Zie paragraaf 5.9).
AUTOMATISCHE FAXHERKENNING:
Met deze functie kunnen faxberichten automatisch gerouteerd worden naar een als Fax of Telefoonfax
gedefinieerd intern toestel (Zie paragraaf 5.4).
AFSTANDSBEDIENING/CONTROLE VAN RELAIS:
Met deze functie kunnen via een buitenlijn de relais op de uitbreidingskaart voor deurtelefoons art. 2909
worden geactiveerd en eventueel kan worden gecontroleerd of ze in open of gesloten toestand zijn (Zie
paragraaf 5.6).
LOKALE PROGRAMMERING:
Hiermee kan de centrale geconfigureerd worden via een seriële RS232-lijn, met gebruikmaking van de
Configuration Manager software, art.1296.
BEHEER OP AFSTAND:
Hiermee kan via een buitenlijn de firmware worden geactualiseerd en de centrale worden geconfigureerd (Zie
paragraaf 9).
ETAGEBEL:
Het deurtelefoonsignaal op de klemmen S1 / S2 / S3 / S4 wordt beschouwd als een gewoon signaal in plaats
van de standaardoproep waarvoor een telefoonverbinding met het entreepaneel nodig is (Zie paragraaf 8.17).
RIDO (RIsposta DOppia = dubbel wisselgesprek):
Met deze functie kan op intern toestel 801, tijdens een wisselgesprek, nog een oproep van een buitenlijn
worden beantwoord.
S
OORTEN TELEFOONTOESTELLEN
De centrale kan werken met toetstelefoons zonder eigen voeding (met 10 toetsen of DTMF), draadloze
telefoons (CT1, CT2, DECT), antwoordapparaten, faxapparaten, enz.
Daarnaast is het mogelijk een COMTEL-telefoon art. 1926 - 4921 - 4922 aan te sluiten, als Operatortoestel of
als gebruikerstoestel.
7
MT CT 01