8
a
9
O K
VBSK
9
T V VBK AAN
Inschakeltemperatuurversch.
Instelbereik: 1,0 ... 50,0 K
PU SH
Fabrieksinstelling: 6,0 K
T V VBK U IT
Uitschakeltemperatuurversch.
Instelbereik: 0,5 ... 49,5 K
Fabrieksinstelling: 4,0 K
T V VB GEW EN ST
Gewenst temperatuurversch.
Instelbereik: 1,5 ... 50,0 K
Fabrieksinstelling: 10,0 K
MX VBB
Maximumlimiet
Instelbereik: 0,5 ... 95,0 °C
Fabrieksinstelling: 60,0 °C
MIN LVB
Minimumlimiet
BACK
Instelbereik: 0,5 ... 89,5 °C
PU SH
Fabrieksinstelling: 60,0 °C
10
40
d
e
f
OT OCOL
Temperatuuroverschrijding col-
lector
Instelbereik: 40 ... 160 °C
Fabrieksinstelling: 110 °C
OT POM
BACK
Pomp- of kleplogica
PU SH
Keuze: O N / O FF
Fabrieksinstelling: O FF
U itvoering pomp:
Het toegewezen relais wordt met 100 % ingeschakeld als de collectortemperatuur
de ingestelde collector-temperatuuroverschrijding bereikt.
Als de collector temperatuur 5 K onder de ingestelde collector-temperatuurover-
schrijding daalt, wordt het relais weer uitgeschakeld. Bij de uitvoering pomp werkte
de afvoer van over tollige warmte onafhankelijk van de zonnelading.
U itvoering klep:
Het toegewezen relais wordt parallel met de zonnepomp ingeschakeld als de collec-
tortemperatuur de ingestelde collector-temperatuuroverschrijding bereikt. Als de
collectortemperatuur 5 K onder de ingestelde collector-temperatuuroverschrijding
daalt, wordt het relais weer uitgeschakeld.
Als één van de boilertemperaturen de maximumtemperatuur van deze boiler met
meer dan 5 K overschrijdt, terwijl de afvoer van over tollige warmte actief is, wordt
de functie gedeactiveerd. Als onder deze temperatuur met de hysterese maximum-
temperatuur boiler (HYB(2) in LAD(2)) wordt gebleven, wordt de functie afvoer
van overtollige warmte weer vrijgegeven.
Aanwijzing
In Systeem 1 is de instelbare waarde UTKL met 10K tegenover de col-
lector-noodtemperatuur vastgelegd. De afvoer van overtollige warmte staat
alleen ter beschikking als de collectorkoeling, de systeemkoeling en de drain-
back-optie zijn gedeactiveerd.
9
Vaste brandstofketel
De functie vaste brandstofketel dient om warmte uit een vaste brandstofketel over
te dragen aan een boiler.
Het relais (systeemafhankelijk) wordt geactiveerd als aan alle inschakelvoorwaarden
wordt voldaan:
• het temperatuurverschil tussen de sensoren warmtebron en warmteput heeft
het inschakeltemperatuurverschil overschreden
• de temperatuur bij de sensor van de vaste brandstofketel ligt boven de minimum-
temperatuur
• de temperatuur bij de boilersensor ligt onder de maximumtemperatuur
Als het gewenst temperatuurverschil is overschreden, wordt de toerentalregeling
ingeschakeld. Bij elke afwijking met de stijgingswaarde wordt het toerental met één
trap (10 %) aangepast.
De herinschakelhysterese bedraagt -5 K.