10 Belangrijke veiligheidsinstructies
Om de kans op brand, elektrische schokken
!
of schade te verkleinen, moeten alle veilig-
heidsinstructies en waarschuwingsteksten
worden gelezen voordat de unit in gebruik
wordt genomen.
• Deze unit is uitsluitend bedoeld voor de behandeling
van ventilatielucht in gebouwen.
• De unit mag niet worden gebruikt voor de afvoer van
brandbare of lichtontvlambare gassen.
• Haal de stekker eruit bij service- en
onderhoudswerkzaamheden.
• Voordat de deur wordt geopend, moet de unit
stroomloos zijn en moeten de ventilatoren de tijd
krijgen om te stoppen (min. 2 minuten).
• De unit bevat verwarmingselementen die niet mogen
worden aangeraakt wanneer ze warm zijn.
• Laat de unit niet zonder de fi lters werken.
• Houd u nauwgezet aan de gebruikershandleiding.
Om een goed binnenklimaat te handhaven,
om aan de voorschriften te voldoen en om
condensschade te voorkomen, mag de unit
nooit worden stopgezet, behalve bij service/
onderhoud of eventuele ongevallen.
11 Functiebeschrijving
In de kruisstroomwisselaar HR-X passeren de koude
buitenlucht en de warme afvoerlucht elkaar "kruiselings"
zonder rechtstreeks contact met elkaar te maken. Door
dit principe zal veel van de warmte in de afvoerlucht
worden afgegeven aan de toevoerlucht. Daarnaast
zal een thermostaatgestuurd naverwarmingselement
EB1 ervoor zorgen dat de toevoerlucht de gewenste
temperatuur houdt. Deze toevoerlucht wordt via
leidingen en kleppen naar woonkamer en slaapkamer
gevoerd. De afvoerlucht wordt vanuit dezelfde kamer
of via deurspleten/overstroomroosters naar toilet en
natte ruimte gezogen. De gebruikte lucht wordt via
het leidingsysteem terug naar de unit gevoerd, geeft
zoals gezegd warmte af en wordt via een dakkap of
wandrooster uit het gebouw geblazen.
11.1 Verwarmingselementen
De verwarmingselementen worden tegen oververhitting
beveiligd door de oververhittingsthermostaten F20/F21
die bij 65°C activeren. Als extra beveiliging activeren de
oververhittingsthermostaten F10/F11 bij 80°C. De over-
verhittingsthermostaten moeten handmatig worden
gereset (kap. 6).
GEBRUIKERSHANDLEIDING
11.2 Vorstbeveiliging
De unit is voorzien van een speciale vorstbeveiliging
voor een optimaal gebruik van de warmteterug-
winningsfunctie en het aanhouden van een
uitgebalanceerde ventilatie. De vorstbeveiliging
heeft een sensorstaaf B6 met een dubbele
werking. Deze zit in de afvoerleiding van de
wisselaarcassette en heeft een NTC-element voor
de controle van de temperatuur en een indicator
voor de vochtregistratie. Zo wordt bevriezing in de
wisselaarcassette voorkomen.
De vorstbeveiligingsfunctie werkt als volgt:
- Het voorverwarmingselement EB2 wordt
geactiveerd.
- Als dit onvoldoende bescherming tegen vorst biedt,
wordt de snelheid van de toevoerventilator M1
teruggebracht.
17
NL