WAARSCHUWING!
Risico op het inademen van schadelijk stof als de machine in een afgesloten ruimte
•
wordt gebruikt.
Gevaar als het werkstuk naar achteren beweegt.
•
Gevaar als takken of delen van het werkstuk worden uitgeworpen.
•
WAARSCHUWING!
Bescherm het apparaat tegen vocht (risico op kortsluiting).
•
•
Overbelast de machine niet! De machine zal veiliger en efficiënter werken binnen het
opgegeven prestatiebereik.
Gebruik nooit een versleten of beschadigd zaagblad. Zorg ervoor dat u het juiste
•
zaagblad gebruikt.
WAARSCHUWING!
Gevaar voor verplettering!
Als de machine verkeerd wordt gebruikt, bestaat het risico op letsel aan de bovenste
ledematen.
Draag gehoorbescherming!
Draag een veiligheidsbril!
Draag adembescherming!
Draag veiligheidsschoenen!
Draag werkkleding!
9.1 Werking
1. Controleer of de bandzaag uitgeschakeld en losgekoppeld is.
2. Controleer of alle afdekkingen en veiligheidsvoorzieningen correct zijn aangebracht. Stel de bovenste
zaagbladgeleider in op 3 mm boven het werkstuk.
3. Controleer het werkstuk op vreemde voorwerpen zoals spijkers of schroeven en verwijder deze indien nodig.
4. Selecteer en bevestig het zaagblad en controleer of de bewegende delen vrij bewegen.
5. Pas de hoek aan indien nodig.
6. Sluit de afzuigunit aan op de afzuigconnector en schakel deze in.
7. Steek de stekker in het stopcontact en zet de zaag aan door op de groene START-knop te drukken.
8. Geleid het werkstuk tegen het zaagblad.
9. Wanneer het zaagproces is voltooid, schakelt u de machine uit door op de rode STOP-knop te drukken. Na ongeveer
20 seconden schakelt u de afzuiging uit en haalt u de stekker uit het stopcontact.
BELANGRIJK !
!
Aanbevelingen voor zagen
•
De zaag zaagt het werkstuk niet automatisch. De gebruiker moet het werkstuk in het bewegende zaagblad
geleiden.
•
De tanden snijden het werkstuk in de richting van de werktafel (naar beneden). Het werkstuk moet
langzaam geleid worden in het zaagblad.
•
Iedereen die met de machine werkt, moet worden opgeleid.
•
Bij het zagen van dikkere werkstukken moet er vooral op worden gelet dat het zaagblad niet wordt
gebogen of gedraaid. Dit verlengt de levensduur van het zaagblad.
Tijdens alle zaagbewerkingen moet de bovenste zaagbladgeleider zo dicht mogelijk bij het werkstuk
•
worden geplaatst. Dit garandeert de veiligheid van de gebruiker.
35