G.2.10 CO omgeving
een CO omgevingssonde (aanbevolen) of een rookgassonde moet aangesloten zijn
sigarettenrook beïnvloed de meting met meer dan 50 ppm, de ademlucht van een roker
beïnvloed de meting met ca. 5 ppm
let op bij gebruik van een CO-omgevingssonde:
de stromingsrichting van het gas beïnvloed de meetnauwkeurigheid, frontale stroming
op de sensor verhoogd de meetwaarden
het beste meetresultaat wordt bereikt met licht heen en weer bewegen van de sonde
let op bij gebruik van de CO-omgevingssonde 0632 1247:
afsluitdop moet tijdens de nullingsfase gesloten zijn
afsluitdop alleen tijdens het meten openen
let op bij gebruik van de rookgassonde:
de rookgassonde moet zich tijdens de nullingsfase in frisse lucht bevinden (CO-vrij)
functie oproepen
➝
➝
Metingen
meting uitvoeren
Start
1 meting starten
- bij meting met rookgassonde of omgevingssonde 0632 1247 eventueel:
gasnulling (30 seconden)
- de meting start en de meetwaarde word numeriek en grafisch (trenddisplay)
weergegeven
- bij overschrijding van de alarmgrens volgt een alarmmelding
alarmgrens instellen zie alarmgrens , bladzijde 31
2 meting beeindigen
- de meetwaarde wordt vastgelegd
opties
meetwaarde printen
3 meetwaarde in het menu
- het menu
Metingen
OK
➝
CO Omgeving
Stop
Print
Rookgas
overnemen
wordt geopend
OK
➝
OK
G. metingen uitvoeren
G.2 metingen
37