9.
Smeer de spuitmachine; zie
49).
10.
Ververs de olie in het carter; zie
verversen (bladz.
11.
Controleer de bandenspanning; zie
Bandenspanning controleren (bladz.
12.
Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet
wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als
volgt worden voorbereid op stalling:
A.
Voeg een stabilizer/conditioner op
aardoliebasis toe aan de brandstof in de
tank.
Volg de mengvoorschriften van de fabrikant
van de stabilizer op. Gebruik geen
stabilisator op alcoholbasis (ethanol of
methanol).
Opmerking:
het best als het met verse benzine wordt
vermengd en altijd wordt gebruikt.
B.
Laat de motor vijf minuten lopen om
de stabilisator/conditioner door het
brandstofsysteem te verspreiden.
C.
Zet de motor af, laat deze afkoelen en laat
de benzine uit de tank lopen.
D.
Motor opnieuw starten en laten lopen totdat
deze afslaat.
E.
Choke de motor.
F.
Start de motor totdat deze niet meer start.
G.
U moet brandstof op de juiste wijze
afvoeren. Verwerk deze volgens de
plaatselijk geldende voorschriften.
Belangrijk:
stabilisator/conditioner is toegevoegd,
niet langer dan 90 dagen bewaren.
13.
Verwijder de bougies en controleer hun
toestand; zie
Bougies vervangen (bladz.
14.
Nadat de bougies uit de cilinder zijn verwijderd,
giet u twee eetlepels motorolie in de
bougie-opening.
15.
Gebruik de elektrische startmotor om de motor te
laten draaien en zo de olie over de cilinderwand
te verspreiden.
16.
Monteer de bougies en draai ze vast met het
aanbevolen moment; zie
(bladz.
53).
Opmerking:
De bougiekabel niet op de
bougie(s) drukken.
17.
Verwijder de accu uit het chassis, controleer het
zuurpeil en laad de accu volledig op; zie
verwijderen (bladz.
Smering (bladz.
Motorolie
51).
25).
Stabilisator/conditioner werkt
Benzine waaraan
Bougies monteren
55).
Opmerking:
aansluiten op de accupolen tijdens stalling.
Belangrijk:
opgeladen zijn om te voorkomen dat
deze bevriest en beschadigd raakt bij
temperaturen beneden 0 °C. Een volledig
opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen
worden gestald bij temperaturen beneden
4 °C zonder tussentijds te worden opgeladen.
Bij temperaturen boven 4 °C moet u om de
30 dagen het waterpeil in de accu controleren
en de accu opladen.
18.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren
en draai deze vast. Repareer of vervang
beschadigde delen.
19.
Controleer de conditie van alle spuitslangen en
vervang deze als ze beschadigd of versleten
zijn.
20.
Draai alle slangaansluitingen vast.
21.
Werk alle krassen en beschadigingen van de lak
bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende
servicedealer.
22.
Stal de machine in een schone, droge garage of
opslagruimte.
23.
Verwijder het contactsleuteltje en bewaar dit op
een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
24.
Dek de machine af om deze te beschermen en
schoon te houden.
52).
Accu
76
U mag de accukabels niet
De accu moet volledig