Figuur 20
1. Rotorriem
2. Tussenasriem
Drijfriem van de rotor controleren
Controleer de spanning door de riem midden tussen
de rotor en de koppelingspoelie in te drukken met
een kracht van 18 tot 22 N. De riem moet 1,3 cm
doorbuigen. Als de speling niet correct is, raadpleegt
u
Drijfriem van de rotor afstellen (bladz.
speling correct is, ga dan verder met normaal gebruik
(Figuur
19).
De riem van de tussenas
inspecteren
Controleer de spanning door de riem midden tussen
de tussenas en de koppelingspoelies in te drukken
met een kracht van 18 tot 22 N. De riem moet 6 mm
doorbuigen. Als de speling niet correct is, raadpleegt
u
De riem van de tussenas afstellen (bladz.
de speling correct is, ga dan verder met normaal
gebruik
(Figuur
19).
Drijfriem controleren
Controleer de spanning door de riem midden tussen
de spanpoelie en de aandrijfpoelie van de rol in te
drukken met een kracht van 111 tot 129 N. De riem
moet 6 mm doorbuigen. Als de speling niet correct is,
raadpleegt u
Drijfriem afstellen (bladz.
speling correct is, ga dan verder met normaal gebruik.
g018726
3. Spanpoelie
26). Als de
27). Als
27). Als de
De riemen afstellen
Drijfriem van de rotor afstellen
1.
Zie
De machine klaar maken voor onderhoud
(bladz.
19).
2.
Zet de bevestigingsbouten van de motor los
(Figuur
21).
1. Bevesrigingsbouten van motor
3.
Draai de contramoer los en draai aan de
afstelbout van de riem tot u de gewenste
riemspanning verkrijgt
4.
Draai de bevestigingsbouten van de motor
lichtjes vast.
5.
Stel de motor parallel met het frame af. Draai de
bevestigingsbouten van de motor vaster
22).
1. Instelbout
26
Figuur 21
(Figuur
22).
Figuur 22
2. Contramoer
g015279
(Figuur
g248008