De inhoud van sporen samenvoegen op
een ander spoor—Bouncing
Wat is bouncing?
De BR-8 kan tot 8 sporen tegelijkertijd weergeven. Als u
echter geen lege sporen meer hebt, kan u de inhoud van
meerdere sporen samenvoegen en het resultaat opnemen
op ŽŽn of twee andere sporen. Deze procedure noemen
we bouncing (bounce recording of ping-pong
recording). Door meerdere sporen samen te voegen, kan
u nieuwe performances opnemen op de vrijgekomen
sporen.
* Elk spoor kan ofwel weergeven of opnemen. Als u bv. in
stereo samenvoegt op twee sporen, kan u de sporen die
geen opnamebestemming zijn, weergeven; d.w.z., bij
bounce recording zal u zes sporen tegelijkertijd kunnen
weergeven.
Performances opgenomen in mono op sporen 1 en 2, en
performances opgenomen in stereo op sporen 3/4, kunnen
als volgt samengeschreven worden op sporen 7/8.
1. Stel de pan van sporen 1 en 2 in zoals u wenst. Stel de
pan van spoor 3 in op uiterst links (L100) en de pan van
spoor 4 op uiterst rechts (R100).
De links/rechts-positie (pan) van het geluid regelen (p. 36).
2. Speel de song af en regel de volumebalans met de
faders van de sporen 1Ð4.
Met de MASTER fader regelt u het globale volume. Zet
hierbij het volumeniveau zo hoog mogelijk zonder dat er
vervorming optreedt.
Voor de sporen (5/6) die u niet in de mix wil, kan u
ofwel de faders dicht zetten of u kan de sporen
uitschakelen met [TRACK MUTE] (p. 35). Als deze
sporen echter geen opgenomen performance bevatten, is
deze stap niet nodig.
* Bij bounce recording wordt het geluid van het Loop-effect
(p. 36) ook mee gemixt en opgenomen.
3. Druk op [REC MODE] om BOUNCE als recording
mode te kiezen.
De BOUNCE-indicator licht op.
Nu gaat de INPUT SELECT-indicator uit en wordt de input-
signaalbron automatisch uitgeschakeld. Dit betekent dat de
input-signaalbron niet mee gemixt en opgenomen wordt bij
bounce recording.
Als u echter tijdens bounce recording de signaalbron mee wil
inmixen, kan u hem selecteren met de INPUT SELECT-knop.
46
Nu worden ook de REC TRACK-knoppen [7] en [8] opge-
geven als de stereo-sporen voor de opnamebestemming. De
laagst genummerde V-tracks van deze sporen worden
geselecteerd als de V-tracks voor de opname.
Als er geen ongebruikte V-tracks zijn, wordt V-track 8
geselecteerd. In dit geval licht de REC TRACK-indicator
afwisselend oranje en groen op, als teken dat er een spoor dat
reeds opgenomen data bevat, geselecteerd is als de opname-
bestemming.
Als u het spoor van de opnamebestemming wil veranderen,
doe dit dan met de REC TRACK-knoppen.
Als u naar mono (ŽŽn enkel spoor) wil bouncen, druk dan op
de REC TRACK-knop om een van de stereo-sporen die
momenteel als opnamebestemming geselecteerd zijn, te
kiezen.
4. Keer terug naar het begin van de song, druk op [REC]
en daarna op [PLAY] om bounce recording te starten.
5. Druk op [STOP] wanneer de opname voltooid is.
6. Beluister het geluid dat werd samengevoegd op sporen
7/8.
In dit geval willen we enkel het geluid horen dat werd
opgenomen op sporen 7/8, dus zet ofwel de TRACK
faders van sporen 1Ð4 dicht of of schakel de sporen uit
met TRACK MUTE.
De V-tracks van de bounce destination tracks (7/8) krijgen
de namen ÒBOUNCE LÓ en ÒBOUNCE R.Ó V-tracks krijgen
enkel automatisch een naam wanneer de V-track voor de
eerste maal wordt opgenomen. Als u wenst, kan u deze
naam nadien nog veranderen. Om de naam te veranderen,
zie ÒEen V-track een naam gevenÓ (p. 45).
De pan van de bounce destination tracks (7/8) staat op
respectievelijk uiterst links en uiterst rechts.
7. Druk op [PLAY] om sporen 7 en 8 weer te geven.
8. Als u tevreden bent met het resultaat van het bouncen,
druk dan op [REC MODE] om INPUT als recording
mode te kiezen, zodat u bijkomende performances kan
opnemen.
Nu licht de INPUT-indicator op.
Wanneer u de recording mode van BOUNCE naar INPUT
zet, dan worden voor de sporen (1Ð6) die niet als bounce
destination (7/8) geselecteerd waren, automatisch de laagst
genummerde ongebruikte V-tracks geselecteerd, ter
voorbereiding van de volgende opname.