■ Elektrische aansluitingen
Voor iedere tussenkomst dient de elektrische
voeding uitgeschakeld te worden.
• Eigenschappen van de elektrische voeding
De elektrische installatie moet worden uitgevoerd
conform de geldende reglementering.
Voor
installaties
zonder
een
op
de
secundaire
scheidingstransformator gebruikt worden.
De elektrische aansluitingen mogen pas uitgevoerd
worden van zodra alle andere montagebewerkingen
(bevestiging, assemblage, ...) gerealiseerd zijn.
Opgepast!
De overeenkomst met de energieleverancier
moet voldoende zijn om niet alleen het vermogen
te dekken van de warmtepomp, maar tevens de
som van de vermogens van alle apparaten die
gelijktijdig kunnen gaan werken. Wanneer het
vermogen onvoldoende is, neem dan contact op
met uw energieleverancier om het gecontracteerde
vermogen te bekijken.
Nooit een stopcontact gebruiken voor de voeding.
De warmtepomp moet direct worden gevoed
(zonder externe schakelaar) door speciale lijnen
die beschermd zijn op het elektrisch paneel met
een bipolaire stroomonderbreker speciaal voor de
warmtepomp, curve D voor de buitenunit, curve C
voor de elektrische extra warmtetoevoer en warm
water*.
De elektrische installatie moet verplicht zijn uitgerust
met een diff erentiële bescherming van 30 mA.
Dit apparaat is voorzien om te werken op een
nominale spanning van 230 V, +/- 10%, 50 Hz.
De externe voedingskabels moeten van het type
60245 IEC 57 of 60245 IEC 88 zijn.
• Algemeenheden
over
aansluitingen
Het is belangrijk de polariteit fase-nulleider te
respecteren bij de elektrische aansluiting.
Een stijve draad geniet de voorkeur voor vaste
installaties, met name in gebouwen (zie ).
De kabels vastzetten met wartels zodat elk
accidenteel loskomen van de geleiders wordt
voorkomen.
De aardverbinding en de continuïteit ervan zijn
absoluut noodzakelijk.
De aardingsdraad moet langer zijn dan de andere
draden.
• Draadklemmen
Om het juiste behoud van de voedingskabels
(laagspanning) en sondes (zeer laagspanning) te
garanderen, is het van essentieel belang dat de
kabelwartels volgens de volgende aanbevelingen
worden aangedraaid:
Kabel-
Kabeldiameter
wartelgrootte
(mm)
(mm)
PG7
1 tot 5
PG9
1.5 tot 6
PG16
5 tot 12
nulleider
moet
wikkeling
geaarde
de
elektrische
Aanhaalmoment
Aanhaalmoment
PE (borgmoer)
dopmoer
(N.m)
(N.m)
1,3
1
3,3
2,6
4,3
2,6
• Aansluiting op de schroefklemmen
Het gebruik van kabelschoenen is verboden.
- Kies altijd voor een draad die aan de geldende
normen voldoet.
- Strip het uiteinde van de draad over ongeveer
25mm.
- Maak met een ronde bektang een lus met de
diameter die overeenkomt met de klemschroef op
het klemmenbord.
- Draai de schroef van het klemmenbord zeer stevig
vast. Onvoldoende aandraaien kan leiden tot
Stijve draad
Lus
25 mm
speciale ring
Klemmenbord
opwarmen, kan oorzaak zijn van storingen of zelfs
van brand.
Connector van voorbekabelde bundel en/of schroefconnector
• Aansluiting op de regelkaarten
- Verwijder de bijbehorende connector en voer de
aansluiting uit.
• Aansluiting op de klemmenborden met veren
- Strip het uiteinde van de draad over ongeveer
12 mm.
- Duw de veer met een schroevendraaier in zodat
de draad in de behuizing kan worden ingevoerd.
- Schuif de draad in het voorziene gat.
- Verwijder de schroevendraaier en controleer of
de draad vast zit in de behuizing door er aan te
trekken.
Kabelschoenen
verboden
op fl exibele
draad
Schroef en
3
1
2