■ Reglementaire installatie- en
onderhoudsvoorwaarden
De installatie van het bedieningspaneel moet
worden uitgevoerd door een gekwalifi ceerde
vakman in overeenstemming met de geldende
voorschriften en installatieregels, meer bepaald:
• Gebruik geen andere middelen dan degene die
aanbevolen worden door de fabrikant om het
ontdooiproces te versnellen of te reinigen.
• Het toestel moet opgeslagen worden in
een ruimte die geen voortdurend werkende
ontstekingsbron bevat (bijvoorbeeld: open
vuur, gastoestel of werkende elektrische
generator).
• Niet doorboren of verbranden.
• Opgelet, de koelmiddelen kunnen geurloos
zijn.
■ Hantering
De buitenunit mag niet neerliggen tijdens het
transport.
Bij neerliggen tijdens het transport kan het apparaat
beschadigd raken door het verplaatsen van het
koelmiddel compressor en de vervorming van de
ophanging.
Schade door liggend transport wordt niet door de
waarborg gedekt.
Indien nodig, kan de buitenunit worden gekanteld,
maar alleen tijdens het manueel manipuleren (om
door een deur te gaan of een trap te nemen). Dit
moet zorgvuldig gebeuren en daarna moet de unit
onmiddellijk rechtop worden gesteld.
■ Plaatsing
De installatie van de warmtepomp moet voldoen
aan de vereisten van de installatieruimte ervan.
De warmtepomp is ontworpen om geïnstalleerd te
worden op een hoogte van minder dan 2000 m.
Overeenkomstig de norm IEC 60-335-2 moeten
de hydraulische module van de Warmtepomp en
van alle koelleidingen die door bewoonde ruimten
lopen in ruimten geïnstalleerd worden waarbij het
minimale oppervlakte gerespecteerd moet worden.
• Let op, de hydraulische module mag niet in
een tocht worden geïnstalleerd.
■ frigorische vloeistof
De maximale vulling met vloeistof R32 met
toevoeging mag niet groter zijn dan 1,84 kg.
■ Afdichting van de koelkringen
Koelkringen zijn niet bestand tegen contaminatie
door
stof
en
vocht.
verontreinigende stoff en in de koelkring dringen,
dan kunnen ze bijdragen tot het verminderen van
de betrouwbaarheid van de warmtepomp.
• Men moet zich vergewissen van de correcte
afdichting
van
de
koelkringen (van de hydraulische module, de
uitwendige eenheid).
• Indien later een defect zou optreden, dan zal, na
expertise, de vaststelling van vocht of vreemde
deeltjes in de olie van de compressor systematisch
leiden tot uitsluiting van de waarborg.
- Controleer bij ontvangst of de koppelingen en
doppen van de koelkring die op de hydraulische
module en de buiteneenheid gemonteerd zijn,
wel op hun plaats zijn en vast zitten (onmogelijk
los te draaien met de blote hand). Is dat niet het
geval, dan moeten ze worden vastgezet met een
contrasleutel.
- Controleer ook of de koelverbindingen goed
afgesloten zijn (kunststof doppen of buizen die aan de
uiteinden platgedrukt en gesoldeerd zijn). Indien de
doppen tijdens het werk verwijderd moeten worden
(afgezaagde buizen bijvoorbeeld), dan moeten ze zo
snel mogelijk terug gemonteerd worden.
■ Hydraulische aansluitingen
De aansluiting moet gebeuren conform de regels
van de kunst en de geldende reglementering.
Ter herinnering: Voer alle installatieafdichtingen
uit volgens de geldende regels van de kunst voor
loodgieterswerk:
- Gebruik de geschikte afdichtingen (fi berafdichtingen,
o-ring).
- Gebruik Tefl on-tape of hennep.
- Gebruik dichtingspasta (synthetisch, afhankelijk
van de gevallen).
Gebruik
glycol
indien
vertrektemperatuur <10°C. Indien glycolhoudend
water gebruikt wordt, moet de glycolkwaliteit
jaarlijks gecontroleerd worden. Gebruik enkel
monopropyleenglycol. De aanbevolen concentratie
is minimaal 30%. Het gebruik van mono-
etyleenglycol is verboden.
Ter herinnering: De aanwezigheid op de installatie
van een uitschakelingsfunctie type CB, bestemd
voor het voorkomen van warmwaterretour naar
het drinkwaternetwerk is vereist door de artikelen
16.7 en 16.8 van de Departamentale Sanitaire
Verordening.
• In sommige installaties kan de aanwezigheid
van verschillende metalen corrosieproblemen
veroorzaken; in dit geval wordt de vorming
van metaaldeeltjes en slib in het hydraulisch
circuit geobserveerd.
• In
dit
geval
is
het
corrosieremmer in de door de fabrikant
aangeduide verhoudingen te gebruiken.
• Anderzijds dient men er zich ook van te
vergewissen dat het behandelde water niet
agressief wordt.
Plaats op de koudwatertoevoer een veiligheidsgroep
met een ventiel getarreerd op 7 tot 10 bar maximum
(volgens de lokale regelgeving), die zal worden
verbonden met een rioolafvoer. De veiligheidsgroep
laten werken volgens de voorschriften van de
fabrikant. De sanitaire warmwaterboiler moet
worden gevoed met koud water met behulp van
een veiligheidsgroep. Er mag geen klep geplaatst
worden tussen de veiligheidsgroep en de boiler.
Indien
dergelijke
verbindingen
en
de
de
geregelde
gewenst
om
een