6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Eenheden
Positiecorrectie
32
In dit menupunt worden de inregeleenheden van het instrument vast-
gelegd. De betreffende keuze bepaald de weergegeven eenheid in de
menupunten "Min. inregeling (zero)" en "Max. inregeling (span)".
Inregeleenheid:
Wanneer het niveau in een hoogte-eenheid moet worden ingeregeld,
dan is later bij de inregeling ook de invoer van de dichtheid van het
medium nodig.
Bovendien wordt de temperatuureenheid van het instrument
vastgelegd. De keuze bepaalt de getoonde eenheid in de menupun-
ten "Sleepwijzer temperatuur" en "in de variabele van het digitale
uitgangssignaal".
Temperatuureenheid:
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
De inbouwpositie van het instrument kan vooral bij drukoverdrachtsy-
stemen de meetwaarde verschuiven (offset). De positiecorrectie
compenseert deze offset. Daarbij wordt de actuele meetwaarde au-
tomatisch overgenomen. Bij relatieve drukmeetcellen kan bovendien
een handmatige offset worden uitgevoerd.
Opmerking:
Bij automatische overname van de actuele meetwaarde mag deze
niet door productbedekking of een statische druk worden vervalst.
Bij de handmatige positiecorrectie kan de offsetwaarde door de
gebruiker worden vastgelegd. Kies hiervoor de functie "Bewerken" en
voer de gewenste waarde in.
Sla uw instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het
volgende menupunt.
Na de uitgevoerde positiecorrectie is de actuele meetwaarde naar 0
gecorrigeerd. De correctiewaarde staat met een tegengesteld voorte-
ken als offset-waarde in het display.
De positiecorrectie kan willekeurig vaak worden herhaald. Wanneer
het totaal van de correctiewaarden echter 20% van het nominale
meetbereik overschrijdt, dan is geen positiecorrectie meer mogelijk.
VEGABAR 86 • Foundation Fieldbus