6 In bedrijf nemen met de geïntegreerde aanwijs- en bedieningseenheid
Meetplaats - uitgangen -
stroomuitgangen
24
•
Overvulbeveiliging: relais wordt bij het onderschrijden van het
min. niveau uitgeschakeld (veilige spanningsloze toestand), bij
het onderschrijden van het minimum niveau weer ingeschakeld
(inschakelpunt < uitschakelpunt)
•
Droogloopbeveiliging: relais wordt bij het onderschrijden van
het min. niveau uitgeschakeld (veilige spanningsloze toestand),
bij het overschrijden van het maximum niveau weer ingeschakeld
(inschakelpunt > uitschakelpunt)
Andere bedrijfsstanden zoals "Schakelvenster", "Debiet" en "Trend"
kunnen uitsluitend via PACTware en DTM worden ingesteld.
Kies de gewenste bedrijfsstand en sla deze op met [OK]. Door
indrukken van [->] komt u bij het volgende menupunt.
.
Voer nu de referentiegroottheid in, waarop de relaisschakelpun-
ten betrekking hebben. Door het indrukken van [->] komt u bij het
volgende menupunt.
.
Voer nu de schakelpunten in voor het in- en uitschakelen van de
relais. De meetgrootheid waarop deze betrekking hebben, kan
tevens worden gekozen.
In het navolgende venster kan bovendien het gedrag van het relais in
geval van storing worden gedefinieerd. Hierbij kan worden gekozen,
of bij storing de schakeltoestand van het relais onveranderd blijft of
dat het relais wordt uitgeschakeld.
De stroomuitgang is bedoeld voor de overdracht van de meetwaarde
naar een systeem van hoger niveau, bijv. een PLC, een procesbe-
sturingssysteem of een meetwaardedisplay. Hierbij gaat het om een
actieve uitgang, d.w.z. er wordt actief een stroom ter beschikking
gesteld. De verwerkingseenheid moet dus een passieve stroomin-
gang hebben.
De karakteristiek van de stroomuitgangen kan op 0 ... 20 mA,
4 ... 20 mA of invers worden ingesteld. Bovendien kan het gedrag in
geval van storingen worden aangepast op de behoeften. De worden,
waaraan wordt gerelateerd, kan tevens worden gekozen.
VEGAMET 624 • 4 ... 20 mA/HART