Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 - Inleiding .............1-1 1.1 Beoogd gebruik ....................1-1 1.2 Documentatie .....................1-1 1.3 Details van uitgifte ....................1-1 1.4 Garantie ......................1-1 1.5 Beleid voor het retourneren van goederen ............1-2 1.6 Verplaatsing of doorverkoop van producten of systemen van Mold-Masters ..1-2 1.7 Copyright ......................1-3 1.8 Meeteenheden en omrekeningsfactoren ............1-3 Hoofdstuk 2 - Wereldwijde ondersteuning .....2-1...
Pagina 4
Hoofdstuk 4 - Overzicht ...........4-1 4.1 Modellen van de E-Multi-injectie-eenheid ............4-1 4.2 Onderdelen van de E-Multi-injectie-eenheid ............4-2 Hoofdstuk 5 - Voorbereiding ...........5-1 5.1 Inhoud van de zending ..................5-1 5.2 Uitpakken ......................5-2 5.3 Inspectie ......................5-2 Hoofdstuk 6 - Installatie ...........6-1 6.1 De E-Multi-injectie-eenheid op de matrijs/machine aansluiten ......6-2 6.2 Installatie van de controller .................6-3 6.3 Gebruiksomgeving ....................6-4 Hoofdstuk 7 - Systeem aansluiten ........7-1...
Pagina 5
9.8 Smering van lineaire geleiders en kogelomloopspindels voor inspuiting controleren 9.9 Kunststof uit het systeem verwijderen ..............9-9 9.10 Koelwater uit het systeem verwijderen .............9-9 9.11 De E-Multi-injectie-eenheid verplaatsen voor onderhoud .......9-10 9.12 Koelleidingen van de servomotoren reinigen ..........9-10 9.12.1 Aanwijzingen voor vervuiling van de koelleidingen ........9-10 9.12.2 Aanbevelingen voor reiniging..............
Pagina 6
10.6 Temperatuuralarmen van de servomotor ............10-3 Hoofdstuk 11 - Optie E-Multi Radial ......11-1 11.1 Inleiding ......................11-1 11.2 Specificaties van de E-Multi Radial ..............11-1 11.3 Onderdelen van de E-Multi Radial ..............11-2 11.4 Uitpakken ......................11-3 11.5 Inspectie ......................11-5 11.6 Installatie van de E-Multi Radial (EM1- en EM2-modellen) ......11-6 11.6.1 Installatie op een spuitgietmachine ............
Pagina 7
13.2.3 Problemen oplossen ................13-3 Hoofdstuk 14 - E-Multi-standaarden ......14-1 14.1 Inleiding ......................14-1 14.2 Uitvoeringen van de standaard ...............14-1 14.3 Compacte standaard ..................14-2 14.3.1 Belangrijkste onderdelen ...............14-2 14.3.2 Horizontale afstelling van de positie ............14-3 14.3.3 Montage ....................14-3 14.4 Heavy duty standaard ..................14-4 14.4.1 Belangrijkste onderdelen ...............14-4 14.4.2 Horizontale afstelling van de positie ............14-5 14.4.3 Positie van de voorste en achterste poot..........14-5...
INLEIDING Hoofdstuk 1 - Inleiding Het doel van deze handleiding is de gebruiker te helpen bij de integratie, de bediening en het onderhoud van een extra E-Multi-injectie-eenheid. Deze handleiding is bedoeld voor de meeste systeemconfiguraties. Deze handleiding moet worden gebruikt in combinatie met de gebruikershandleiding voor de E-Multi-controller.
INLEIDING 1.5 Beleid voor het retourneren van goederen Stuur geen onderdelen naar Mold-Masters terug zonder voorafgaande toestemming en een door Mold-Masters verstrekt retourautorisatienummer. Ons beleid is er een van voortdurende verbetering en wij behouden ons het recht voor de productspecificaties op elk gewenst moment zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
WERELDWIJDE ONDERSTEUNING Vestigingen - vervolg Mold-Masters Regional Offices (cont.) SINGAPORE* SPAIN TURKEY Mold-Masters Europa GmbH Mold-Masters Singapore PTE. Ltd. Mold-Masters Europa GmbH No 48 Toh Guan Road East C/ Tecnología, 17 Merkezi Almanya Türkiye Edificio Canadá PL. 0 Office A2 İstanbul Şubesi #06-140 Enterprise Hub 08840 –...
VEILIGHEID Hoofdstuk 3 - Veiligheid 3.1 Inleiding De door Mold-Masters verstrekte veiligheidsinformatie ontslaat de integrator en de werkgever niet van de plicht de internationale en plaatselijke normen voor de veiligheid van machines te begrijpen en na te leven. Het is de verantwoordelijkheid van de eindintegrator om het uiteindelijke systeem te integreren, te voorzien in de nodige noodstopaansluitingen, veiligheidsvergrendelingen en afschermingen, de geschikte elektrische kabel te kiezen voor de gebruiksregio en ervoor te zorgen dat aan alle relevante...
VEILIGHEID 3.2 Veiligheidsrisico's De volgende veiligheidsrisico's worden het vaakst in verband gebracht met apparatuur voor het spuitgieten van kunststoffen (zie de Europese norm EN201 of de Amerikaanse norm ANSI/SPI B151.1). WAARSCHUWING Raadpleeg ook alle machinehandleidingen en plaatselijke verordeningen en voorschriften voor veiligheidsinformatie.
Pagina 15
VEILIGHEID Tabel 3-1 Veiligheidsrisico's Gevarenzone Potentiële gevaren Matrijsgebied Mechanische gevaren Gebied tussen de Gevaren voor pletten en/of beknelling en/of stoten veroorzaakt door: opspanplaten. Beweging van de opspanplaat. Zie Afbeelding 3-1 gebied Bewegingen van het (de) spuitcilinder(s) in het matrijsgebied. Bewegingen van kernen en uitwerpers en hun aandrijfmechanismen. Trekstangbeweging.
Pagina 16
VEILIGHEID Tabel 3-1 Veiligheidsrisico's Gevarenzone Potentiële gevaren Vulopening Beknelling en pletten tussen de beweging van de inspuitschroef en de Zie Afbeelding 3-1 gebied behuizing. Gebied van de Brandwonden en/of verbranding als gevolg van de bedrijfstemperatuur van: verwarmingsbanden De plasticeer- en/of injectie-eenheid. van de plasticeer- en/of De verwarmingselementen, bijv.
VEILIGHEID 3.3 Operationele risico's WAARSCHUWINGEN • Raadpleeg alle machinehandleidingen en plaatselijke verordeningen en voorschriften voor veiligheidsinformatie. • De geleverde apparatuur wordt blootgesteld aan hoge inspuitdruk en hoge temperaturen. Zorg ervoor dat uiterste voorzichtigheid in acht wordt genomen bij de bediening en het onderhoud van de spuitgietmachines. •...
Pagina 18
VEILIGHEID WAARSCHUWING • Zorg ervoor dat de kabels op de juiste motoren zijn aangesloten. Kabels en motoren zijn duidelijk gelabeld. Het omkeren van de kabels kan leiden tot onverwachte en ongecontroleerde bewegingen die een veiligheidsrisico inhouden of schade aan de machine veroorzaken. •...
VEILIGHEID 3.4 Algemene veiligheidssymbolen Tabel 3-2 Typische veiligheidssymbolen Symbool Algemene beschrijving Algemeen – waarschuwing Geeft een onmiddellijk of mogelijk gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, zou kunnen lijden tot ernstig of dodelijk letsel en/of tot schade aan de apparatuur. Waarschuwing –...
VEILIGHEID Tabel 3-2 Typische veiligheidssymbolen Symbool Algemene beschrijving Waarschuwing – gevaar voor uitglijden, struikelen of vallen Klim niet op de oppervlakken van de apparatuur. Ernstig letsel door uitglijden, struikelen of vallen kan het gevolg zijn als personeel op oppervlakken van apparatuur klimt.
VEILIGHEID 3.6 Lockout-veiligheid WAARSCHUWING Ga NIET de kast binnen zonder eerst de voeding te ISOLEREN. Spannings- en stroomkabels zijn verbonden met de controller en de matrijs. Alvorens kabels te installeren of te verwijderen moet de elektrische stroom worden uitgeschakeld en moeten de lockout/tagout-procedures worden gevolgd.
VEILIGHEID 3-10 3.6.1 Elektrische lockout Werkgevers moeten zorgen voor een doeltreffend lockout/tagout-programma. WAARSCHUWING - LEES DE HANDLEIDING Raadpleeg alle machinehandleidingen en plaatselijke verordeningen en voorschriften. OPMERKING In sommige gevallen kan er meer dan één energiebron zijn die apparatuur voedt en moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle bronnen effectief worden afgesloten.
VEILIGHEID 3-11 3.6.2 Energievormen en lockout-richtlijnen Tabel 3-3 Energievormen, energiebronnen en algemene lockout-richtlijnen Energievorm Energiebron Lockout-richtlijnen Elektrische energie • Elektriciteitsleidingen • Schakel eerst de stroom • Voedingskabels van de bij de machine uit (d.w.z. machine met de schakelaar op • Motoren het bedieningspunt) •...
VEILIGHEID 3-12 Tabel 3-3 Energievormen, energiebronnen en algemene lockout-richtlijnen Energievorm Energiebron Lockout-richtlijnen Potentiële energie • Veren • Laat indien mogelijk alle (opgeslagen energie die een (bijv. in luchtremcilinders) hangende delen en lasten voorwerp kan afgeven als Actuatoren in de laagste (rust)stand gevolg van zijn positie) •...
VEILIGHEID 3-14 Veiligheidsrisico's van de E-Multi-injectie-eenheid - vervolg Tabel 3-4 Details over veiligheidsrisico's van de E-Multi-injectie-eenheid Type gevaar Potentiële gevaren Mechanische gevaren Gevaar voor pletten Uiteinde van de motor beweegt terug tijdens de nadruk- of van het lichaam decompressiefase. Er kan een gevaar bestaan tussen het uiteinde van de motor van de injectie-eenheid en een nabijgelegen vast obstakel.
VEILIGHEID 3-15 Veiligheidsrisico's van de E-Multi-injectie-eenheid - vervolg Tabel 3-4 Details over veiligheidsrisico's van de E-Multi-injectie-eenheid Type gevaar Potentiële gevaren Thermische gevaren Mogelijk contact van De spuitcilinder kan brandwonden veroorzaken. personen met heet Gesmolten kunststof tijdens routinematig doorspuiten kan brandwonden materiaal.
Pagina 29
VEILIGHEID 3-17 Tabel 3-6 Details van de veiligheidsrisico's van de E-Multi Radial Type gevaar Potentiële gevaren Gevaar voor pletten Uiteinde van de motor beweegt terug tijdens de nadruk- of van het lichaam decompressiefase of tijdens het terugkeren van de slede. Er kan een gevaar bestaan tussen het uiteinde van de motor van de injectie-eenheid en een nabijgelegen vast obstakel.
VEILIGHEID 3-18 3.11 Veiligheidssymbolen op de E-Multi-injectie-eenheid Tabel 3-7 Veiligheidssymbolen op de E-Multi Symbool Algemene beschrijving Algemeen – waarschuwing Geeft een onmiddellijk of mogelijk gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, zou kunnen lijden tot ernstig of dodelijk letsel en/of tot schade aan de apparatuur Waarschuwing –...
VEILIGHEID 3-19 3.12 Veiligheidsafschermingen WAARSCHUWING Afschermingen mogen niet worden verwijderd tenzij onderhoud nodig is en ze moeten worden teruggeplaatst nadat het onderhoud is voltooid. Laat de machine niet draaien met verwijderde afschermingen. LET OP CAUTION Controleer bij het installeren van de machineafschermingen (afdekkingen aan de voor- en achterkant) en de cilinderdeksels dat deze niet de waterleidingen, luchtleidingen of thermokoppeldraden afknellen wanneer de machine beweegt.
VEILIGHEID 3-20 3.13 Gewichtspecificaties van de E-Multi De getoonde afmetingen en gewichten gelden voor verpakte houten kisten met apparaten met standaard-opties. Bij extra opties kan het gewicht toenemen of kunnen er meer kisten nodig zijn. Specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Tabel 3-8 Veiligheidssymbolen op de E-Multi-transportstandaard Veiligheidssymbool Algemene beschrijving...
VEILIGHEID 3-21 3.14 De E-Multi-injectie-eenheid optillen WAARSCHUWING Bij werkzaamheden aan de machine waarbij de machine moet worden opgetild, moeten alle hefinrichtingen worden aangesloten en moet de machine worden ondersteund met een kraan met voldoende draagvermogen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen.
VEILIGHEID 3-22 3.15 Verbindingen voor het optillen van de EM1 / EM2 / OPMERKING Lees de informatie in “3.13 Gewichtspecificaties van de E-Multi” on page 3-20 voordat u een hijsprocedure uitvoert. 3.15.1 Verbindingen voor verticaal optillen van de EM1 / EM2 / Tabel 3-11 Verbindingen voor verticaal optillen van de EM1 / EM2 / EM3 EM1 / EM2 Bevestig de strop aan het motoruiteinde...
VEILIGHEID 3-23 3.15.2 Verbindingen voor horizontaal optillen van de EM1 / EM2 / EM3 Tabel 3-12 Verbindingen voor horizontaal optillen van de EM1 / EM2 / EM3 EM1 / EM2 *Opmerking: Voor de beste resultaten gebruikt u een verstelbare kettingtweesprong. Verbind een strop (A) met het motoruiteinde van de Verbind een strop (A) met het draagbalk door deze door het hijsgat te voeren, met...
VEILIGHEID 3-24 3.16 Procedures voor verticaal optillen van de OPMERKING Lees de informatie in “3.13 Gewichtspecificaties van de E-Multi” on page 3-20 voordat u een hijsprocedure uitvoert. De algemene procedure om de EM4-eenheid verticaal op de spuitgietmachine te tillen is als volgt: 1.
VEILIGHEID 3-25 3.16.2 Horizontale plaatsing vanaf een horizontale standaard 1. Verwijder kunststof uit het systeem door dit door te spuiten. Zie “Kunststof uit het systeem verwijderen” on page 9-9. 2. Beweeg de slede achteruit zodat de spuitmond niet voorbij de adapterplaat uitsteekt.
VEILIGHEID 3-26 3.16.3 De hijsstang bevestigen Deze procedure wordt uitgevoerd met de EM4-eenheid horizontaal op de vloer liggend. 1. Verwijder de twee harpsluitingen van het motoruiteinde van de draagbalk. 2. Schroef de harpsluitingen aan de binnenzijde van de hijsstang en zet ze vast met een moer.
Pagina 39
VEILIGHEID 3-27 5. Breng de twee M16-schroeven aan in de gaten in de hijsstang en draai ze vast. Draai ze vast met 101 Nm (75 ft-lbs). 6. Controleer of de koppelingspennen goed vastzitten. 7. Bevestig de stroppen aan de harpsluitingen van de hijsstang. De stroppen moeten even lang zijn.
VEILIGHEID 3-28 3.16.4 Verticale oriëntatie met twee hefmachines WAARSCHUWING Laat de E-Multi-injectie-eenheid niet verticaal staan zonder ondersteuning. Dit is gevaarlijk en kan leiden tot ernstig letsel als het apparaat omvalt. Dit is de voorkeursmethode om de EM4 in een verticale positie te brengen. 1.
VEILIGHEID 3-29 Verticale oriëntatie met twee hefmachines - vervolg 7. Ga langzaam door totdat het apparaat verticaal staat en er speling in de onderste stroppen zit. 8. Laat de E-Multi-injectie-eenheid rusten op de adapterplaat. Plaats de E-Multi-injectie-eenheid op een oppervlak dat de adapterplaat niet zal beschadigen (hout, karton, enz.).
VEILIGHEID 3-30 3.16.5 Verticale oriëntatie met één hefmachine WAARSCHUWING Laat de E-Multi-injectie-eenheid niet verticaal staan zonder ondersteuning. Dit is gevaarlijk en kan leiden tot ernstig letsel als het apparaat omvalt. LET OP CAUTION Til langzaam op om te voorkomen dat de E-Multi-injectie-eenheid wegglijdt. Houd de haak boven de E-Multi om kantelen te voorkomen.
VEILIGHEID 3-31 5. Blijf de E-Multi-injectie-eenheid langzaam optillen tot deze verticaal staat, waarbij de hefmachine boven de eenheid gecentreerd moet blijven. 3.16.6 Installatie van de E-Multi-injectie-eenheid op de spuitgietmachine WAARSCHUWING - GEVAAR VOOR PLETTEN Tussen de adapterplaat en het montageoppervlak van de matrijs bestaat gevaar voor pletten.
VEILIGHEID 3-32 3.17 Verbindingen voor horizontaal optillen van de EM4 Tabel 3-13 Verbindingen voor horizontaal optillen van de EM4 Verbind een strop (A) met het motoruiteinde van de draagbalk door deze door het hijsgat te voeren, met de strop aan weerszijden van de motor. Bevestig de andere strop (B) aan het cilinderuiteinde van de draagbalk met twee harpsluitingen van 25 mm (1 in.) in de hijsgaten.
OVERZICHT 4.2 Onderdelen van de E-Multi-injectie-eenheid 1. Draagbalk: De ruggengraat van de machine. Alle onderdelen zijn verbonden met de draagbalk. 2. Injectiebehuizing: Zorgt voor de inspuitdruk van de machine. 3. Injectiemotor: Voorziet de injectiebehuizing van energie. 4. Cilinderbehuizing: Voorziet de cilinder van materiaal voor inspuiting.
VOORBEREIDING Hoofdstuk 5 - Voorbereiding WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig gelezen hebt voordat u de E-Multi-injectie-eenheid uitpakt, reinigt of monteert. Bij werkzaamheden waarbij de machine moet worden opgetild, moeten alle hefinrichtingen worden aangesloten en moet de machine worden ondersteund met een kraan met voldoende draagvermogen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen.
VOORBEREIDING 5.2 Uitpakken 1. De kist moet worden verplaatst met behulp van een vorkheftruck of een pallettruck. Bij gebruik van een kraan moet de kist van onderen worden opgehangen. Til hem niet op aan de bovenkant van de kist. 2. Verwijder de extra dozen, de handleiding en alles wat niet bij de E-Multi- injectie-eenheid hoort.
INSTALLATIE Hoofdstuk 6 - Installatie WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig gelezen hebt voordat u de E-Multi-injectie-eenheid uitpakt, reinigt of monteert. Het is de verantwoordelijkheid van de integrator om de internationale en plaatselijke normen voor machineveiligheid te begrijpen en na te leven wanneer de E-Multi-injectie-eenheid in het spuitgietsysteem wordt geïntegreerd.
INSTALLATIE 6.1 De E-Multi-injectie-eenheid op de matrijs/ machine aansluiten WAARSCHUWING - GEVAAR VOOR PLETTEN VAN HET LICHAAM Het uiteinde van de injectiemotor beweegt 210 mm (8 in.) max. slag terug tijdens de nadruk- of decompressiefase. Er kan een gevaar bestaan tussen het uiteinde van de motor van de injectie-eenheid en een nabijgelegen vast obstakel.
INSTALLATIE 6.2 Installatie van de controller WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig hebt gelezen voordat u de controller aansluit of in gebruik neemt. Het is de verantwoordelijkheid van de integrator om de internationale en plaatselijke normen voor de veiligheid van machines te begrijpen en na te leven bij de integratie van de controller in het spuitgietsysteem.
INSTALLATIE WAARSCHUWING - GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN Het is van cruciaal belang deze waarschuwingen in acht te nemen om elk persoonlijk gevaar tot een minimum te beperken. • Zorg ervoor dat alle energieën in de controller en de spuitgietmachine naar behoren zijn geïsoleerd voordat de E-Multi-injectie-eenheid in het systeem wordt geïnstalleerd.
SYSTEEM AANSLUITEN Hoofdstuk 7 - Systeem aansluiten WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig hebt gelezen voordat u de E-Multi- injectie-eenheid instelt. 7.1 De controller aansluiten op de E-Multi-injectie-eenheid Er zijn 3 sets kabels die de controller met de E-Multi-injectie-eenheid verbinden: 1.
SYSTEEM AANSLUITEN Servokabels leiden en aansluiten - vervolg 4. Zodra de kabels zijn gelegd, gebruikt u kabelbinders om de kabels op hun plaats te houden. Zie hieronder voor de juiste uitlijning van de connector. Afbeelding 7-2 Kabels vastgezet met kabelbinders Uitlijnpijlen op connectorhelften Afbeelding 7-3 Juiste connectoruitlijning 7.1.2 Verwarmings-, I/O- en spuitgietmachinekabels leiden en...
Pagina 55
SYSTEEM AANSLUITEN 1. Eindaansluiting voor de cilinderverwarming van de E-Multi 2. I/O-eindaansluiting voor de hulpinjectie-eenheid Aansluitingen aan de zijkant van de E-Multi 3. Aansluiting voor cilinderverwarming en thermokoppel van de EM4 4. Zone-aansluitingen voor de regelingsoptie van de hotrunner 5. Aansluiting voor externe HMI 6.
SYSTEEM AANSLUITEN 7.2 Aansluiting op een robot E-Multi-apparaten zijn compatibel met zowel E67- als SPI- robots. In alle gevallen wordt de controller geleverd met een robot-jumperplug. Als er geen robot wordt gebruikt, sluit u de robot- jumperplug aan op de "ROBOT E67"-connector op de controller (zie Afbeelding 7-4 on page 7-3).
SYSTEEM AANSLUITEN 7.5 Luchtaansluitingen WAARSCHUWING De slangen die op de E-Multi-injectie-eenheid zijn aangesloten, bevatten lucht met een hoge of lage temperatuur en onder hoge druk. De bediener moet deze systemen uitschakelen en vergrendelen en alle druk wegnemen voordat hij werkzaamheden met deze slangen uitvoert. LET OP CAUTION Het gebruik van perslucht met een hogere druk dan 4,13 bar (60 psi) zal...
SYSTEEM AANSLUITEN 7.6 Wateraansluitingen Alle apparaten hebben watergekoelde behuizingen om oververhitting van de injectie-eenheid te voorkomen. De EM3 en EM4 hebben watergekoelde servomotoren. Afbeelding 7-7 hieronder toont de wateraanvoer- en afvoerspruitstukken op de draagbalk. 1. Invoerblok 2. Motoren, injectie- en cilinderbehuizingen 3.
SYSTEEM AANSLUITEN Tabel 7-1 Limieten voor het water in het koelsysteem Eigenschap Limieten Debiet 3 - 6 liter (102 - 202 oz) per minuut Maximale druk 6 bar (87 psi) bij de motorinlaat Temperatuur Minimaal 5°C (41°F) boven het dauwpunt of bij omgevingstemperatuur om condensatie te voorkomen.
SYSTEEM AANSLUITEN Tabel 7-2 Basisspecificatie van de waterkwaliteit Bestanddelen Aanbevolen waarde 7,2 - 8,5 CaCO (ppm) < 10 Ryznar-stabiliteitsindex (RSI) 5,0 - 6,0 Temperatuur °C (°F) 5 - 25 (41-77) Debiet l/min (oz) 3 (102) Een gedetailleerdere specificatie van de waterkwaliteit is te vinden in “Hoofdstuk 16 - Waterkwaliteit”...
SYSTEEM AANSLUITEN 7.7 Aansluiting op een diagnosecomputer (optioneel) 1. Sluit het ene uiteinde van de crossoverkabel aan op de Ethernetpoort van de controller. De Ethernetkabel kan worden aangesloten terwijl de stroom is ingeschakeld. 2. Sluit het andere uiteinde van de crossoverkabel aan op de Ethernetpoort van de diagnosecomputer.
Pagina 62
SYSTEEM AANSLUITEN 7-10 Gebruikersnaam: emulti Wachtwoord: nopassword 5. Sluit de diagnosecomputer aan op een WIFI-netwerk met internettoegang. Om een lijst met beschikbare netwerken te zien, klikt u op het pictogram voor draadloze netwerken naast de klok op de taakbalk. OPMERKING De diagnosecomputer moet met de draadloze-netwerkadapter met het internet worden verbonden.
BEDIENING Hoofdstuk 8 - Bediening WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig hebt gelezen voordat u de E-Multi-injectie-eenheid instelt. 8.1 Inleiding Voordat de E-Multi-injectie-eenheid kan worden gebruikt, moet de controller worden ingesteld. Zie hoofdstuk 9 voor details over het instellen van parameters zoals: •...
BEDIENING 8.3 Inschakelen Als de hoofdschakelaar op "aan" wordt gezet, worden de servomotoren niet ingeschakeld. Zodra de software klaar is met laden en het display de overzichtspagina weergeeft, staat het systeem in de modus Handmatig en is het klaar om de verwarming aan te zetten om de cilinderverwarming op temperatuur te brengen.
ONDERHOUD Hoofdstuk 9 - Onderhoud WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig gelezen hebt voordat u onderhoudsprocedures aan de E-Multi-injectie-eenheid uitvoert. 9.1 Schema voor preventief onderhoud Tabel 9-1 Schema voor preventief onderhoud Preventief onderhoud Frequentie Inspuitdrukoliecircuit controleren Controleer aan het begin van elke dienst de voordruk op de controller.
ONDERHOUD 75 (900) 119 (1428) 182 (2184) 360 (4320) 608 (7296) OPMERKING Schroeven moeten na een eerste dienst (ongeveer acht uur) opnieuw worden aangehaald. Schroeven moeten na 1 week gebruik opnieuw worden aangehaald. Specificaties voor andere koppels Tabel 9-3 Specificaties voor de punt van de spuitmond en de borgplaat Beschrijving Model lb-ft...
ONDERHOUD 9.4 Smeerrichtlijnen Tabel 9-6 Smering van de E-Multi-injectie-eenheid Locatie MM art.nr. Type Fabrikant Art.nr. van de fabrikant Lagers van de aandrijfas 104L1111I Spindellagervet Klüber ISOFLEX NBU Lubrication Lineaire geleiders Verdikkingsmiddel op basis van Klüber Staburags NBU Kogelmoeren barium Lubrication Veerpakket van de slede Verdikkingsmiddel op basis van Klüber...
Pagina 68
ONDERHOUD Tabel 9-6 Smering van de E-Multi-injectie-eenheid Locatie MM art.nr. Type Fabrikant Art.nr. van de fabrikant Uiteinde van de n.v.t. Schroefdraadborgmiddel, Loctite verwijderbaar actuatorstang Actuatorverbinding Aanslagen voor kogelomloopspindels Stelschroef voor veerpakket Montageschroeven van de trilmotor Schroeven tussen spruitstuk en transportbeugel Pijpstoppen n.v.t.
ONDERHOUD 9.5 Controle van de olievoordruk De E-Multi-controller maakt gebruik van een drukomvormer in het inspuitdrukoliecircuit om de inspuitdruk tijdens de inspuitcyclus te controleren. De druk in het circuit moet binnen de specificaties liggen die zijn aangegeven in Tabel 9-7. 9.5.1 Voordruk van de olie controleren WAARSCHUWING Open de stoppen van de hogedrukaansluitingen niet.
ONDERHOUD 9.5.3 Het hogedrukoliecircuit vullen met de oliekit WAARSCHUWING Laat de E-Multi-injectie-eenheid nooit draaien met de vulkit aangesloten. Dit kan leiden tot ernstig letsel voor de bediener en/of schade aan de machine. 1. Sluit het oliepistool aan op het oliespruitstuk van de E-Multi-injectie- eenheid met behulp van de flexibele slangsnelkoppeling.
ONDERHOUD 9.6 Voordruk van de E-Multi Tabel 9-7 Voordruk van de E-Multi (software 1.34) Diameter Kalibratiedruk Olievoordruk op HMI Olievoordruk op meter Voordruk schroef (smeltdruk) bij drukomvormer 10 V spanning max. min. max. min. max. min. max. min. max. min. 3 521 51 063 2 250...
ONDERHOUD 9.7 Het oliepeil controleren WAARSCHUWING Verwar de lagedrukolievulopening niet met de stop van het hogedrukoliesysteem. 1. De E-Multi-injectie-eenheid moet in horizontale of verticale positie staan en de injectie-eenheid moet volledig naar achteren zijn geschoven. 2. De olievulopening is zo geplaatst dat het oliepeil kan worden gecontroleerd terwijl de E-Multi-injectie-eenheid verticaal, horizontaal of onder een willekeurige hoek is gemonteerd.
ONDERHOUD 9.9 Kunststof uit het systeem verwijderen WAARSCHUWING Materiaal dat uit de machine wordt gespoten, zal extreem heet zijn. Zorg ervoor dat er afschermingen rond de spuitmond zijn aangebracht om te voorkomen dat gesmolten kunststof wegspat. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen. LET OP CAUTION Het onbeheerd achterlaten van een draaiende schroef kan leiden tot ernstige beschadiging van de schroef, de cilinder en de keerring.
ONDERHOUD 9-10 9.11 De E-Multi-injectie-eenheid verplaatsen voor onderhoud 1. Verwijder kunststof uit het systeem door dit door te spuiten. 2. Beweeg de slede achteruit zodat de punt van de spuitmond zich aan de E-Multi-zijde van de adapterplaat bevindt. 3. Zet de machine vast. Zie “Gewichtspecificaties van de E-Multi” on page 3-20. 4.
ONDERHOUD 9-11 9.12.2 Aanbevelingen voor reiniging LET OP CAUTION De inlaatdruk van de motor mag niet hoger zijn dan 6 bar. Gebruik geen agressieve schoonmaakmiddelen voor aluminium, staal, messing, Viton of polyurethaan. • Gebruik een pomp die een minimumdruk van 4,5 bar (65 psi) kan leveren bij een waterhoogte van 45 m (147 ft) •...
Pagina 76
ONDERHOUD 9-12 3. Verwijder de schroeven van de adapterplaat en til de adapterplaat weg. Bij modellen met adapterblokken moet u oppassen dat u de blokken niet laat vallen. Lange schroeven waarvan de kop is verwijderd, kunnen worden gebruikt om de adapterblokken en adapterplaat te ondersteunen bij het verwijderen van schroeven.
Pagina 77
ONDERHOUD 9-13 9. Draai de klemschroef van de verbindingsstang van de slede los. De stelschroef kan dan worden gedraaid om de spuitmond zo te verplaatsen dat deze gelijk ligt met de voorkant van de adapterplaat. 1. Afdekking van de opening voor toegang tot de lineaire actuator (toegankelijk via het gat in de geïntegreerde transportbeugel)
Pagina 78
ONDERHOUD 9-14 12. Stel in hoever de spuitmond uit moet steken voor de gebruikte matrijs. Zie “Aanpassen hoever de spuitmond uitsteekt - modellen met scharnierende verbindingsstang” on page 9-16. Wanneer juist is ingesteld hoever de spuitmond uitsteekt, draait u de klemschroef met het juiste koppel vast. Zie “Tabel 9-2 Specificaties voor het schroefkoppel”...
ONDERHOUD 9-15 9.14 Vervanging van de spuitmond WAARSCHUWING Het gebied rond de spuitmond moet vrij worden gehouden van vuil, stof en kunststof. 1. Maak de spuitmond en de cilinder schoon. Verwijder alle kunststofresten, uitsluitend met zacht koperen gereedschap. 2. Verwijder de punt van de spuitmond en verwijder kunststof van de spuitmondopening en de binnenkegel.
ONDERHOUD 9-16 9.15 Aanpassen hoever de spuitmond uitsteekt - modellen met scharnierende verbindingsstang 9.15.1 Inleiding WAARSCHUWING Deze procedure moet worden uitgevoerd met de cilinder op bedrijfstemperatuur. Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen. Als u het uitstekende gedeelte van de spuitmond instelt wanneer de cilinder koud is, kan dit schade veroorzaken aan de verbindingsstangen van de slede.
ONDERHOUD 9-17 LET OP CAUTION Deze procedure is alleen van toepassing op E-Multi-eenheden met verstelling van de slede met scharnierende verbindingsstang zoals weergegeven in Afbeelding 9-2. Er moet goed worden afgesteld hoever de spuitmond uitsteekt, zodat de spuitmond met de nodige kracht in contact komt met de matrijs. Een onjuist afgestelde spuitmond kan lekken of defecten in de verbindingsstang van de slede veroorzaken.
Pagina 82
ONDERHOUD 9-18 3. Gebruik de stelschroef om de spuitmond naar achteren te bewegen, zoals hieronder is aangegeven. De spuitmond moet ver genoeg naar achteren worden geschroefd om de matrijs niet te raken wanneer de slede vooruit wordt bewogen. 4. Gebruik de knop [F4] om de slede naar voren te bewegen totdat de gaffelstang de aanslagpen raakt, zoals hieronder is afgebeeld.
Pagina 83
ONDERHOUD 9-19 5. Met de gaffelstang tegen de aanslagpen gebruikt u de stelschroef om de spuitmond naar voren te bewegen tot deze net de matrijs raakt, zoals hieronder is afgebeeld. Spuitmond raakt matrijs Gaffelstang raakt aanslagpen 6. Gebruik de knop [F3] om de slede zo te bewegen dat er een opening van 1-3 mm (1/16-1/8 in.) is tussen de spuitmond en de inlaat van het spruitstuk.
ONDERHOUD 9-20 9.16 Aanpassen hoever de spuitmond uitsteekt - automatische aanpassing 9.16.1 De uitgangspositie van de slede kalibreren WAARSCHUWING Deze procedure vereist een visuele inspectie van de machine terwijl deze in beweging is. Draag oogbescherming. De eerste keer dat de E-Multi-injectie-eenheid wordt geïnstalleerd, en bij elke overbrenging naar een nieuwe machine met een andere matrijs, moeten de uitgangspositie van de slede en de contactkracht worden ingesteld.
ONDERHOUD 9-21 9.16.3 Automatische kalibratie 1. Zet de controller in de modus Instellen. 2. Zorg ervoor dat de cilinderverwarming op bedrijfstemperatuur is. 3. Raak de knop [Start] aan. Als de spuitmond correct is afgesteld, zal de routine worden voltooid en de grafiek van de positie van de punt van de spuitmond zal de spuitmondpunt in het groene gebied tonen.
ONDERHOUD 9-22 9.17 Referentie van de inspuitas LET OP CAUTION De inspuitreferentieroutine controleert de inspuitslag door de schroef volledig naar achteren en vervolgens volledig naar voren te bewegen. De referentie zal mislukken als de schroef niet de volledige slag kan maken. 1.
ONDERHOUD 9-23 9.18 Onderhoud van de afsluitspuitmond WAARSCHUWING Deze procedure wordt in warme toestand uitgevoerd. Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals hittebestendige handschoenen en een veiligheidsbril of een gelaatsscherm. Het achterwege laten hiervan kan tot ernstig letsel leiden. Als de referentiewaarde voor de temperatuur voor uitschakeling van de verwarming niet wordt verlaagd tot de omgevingstemperatuur voordat de verwarmingsband wordt verwijderd, zal dat leiden tot beschadiging van de verwarming en mogelijk tot letsel.
Pagina 88
ONDERHOUD 9-24 2. Verwijder, indien mogelijk, de verwarmingsband van de spuitmond om de afsluitbout beter te kunnen bereiken. OPMERKING Deze procedure kan worden uitgevoerd zonder de verwarmingsband te verwijderen. 3. Gebruik een klein pikhouweel om de resterende kunststof uit de holte rond de pen te verwijderen.
ONDERHOUD 9-25 9.19 De cilinderkop verwijderen en vervangen WAARSCHUWING Deze procedure wordt in warme toestand uitgevoerd. Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals hittebestendige handschoenen en een veiligheidsbril of een gelaatsscherm. Het achterwege laten hiervan kan tot ernstig letsel leiden. OPMERKING De procedure is alleen van toepassing op EM3- en EM4-eenheden. De cilinderkop moet worden verwijderd om de cilinder, de schroef of de keerring te vervangen.
ONDERHOUD 9-26 9.20 Verwarmingselementen vervangen WAARSCHUWING Contact met de cilinder kan ernstige brandwonden veroorzaken. Wees voorzichtig en draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen wanneer u op of rond een hete cilinder werkt. LET OP CAUTION Draai de thermokoppelfittingen niet te vast aan. Het is erg lastig om vastzittende fittingen te verwijderen.
Pagina 91
ONDERHOUD 9-27 3. Nummer alle verwarmingselementen en thermokoppels en noteer de richting van connectors en draden. De verwarmingselementen en thermokoppels worden genummerd beginnend met nr. 1 aan het behuizingsuiteinde van de cilinder. Verwarmingselement 1 Thermokoppels 4. Verwijder eventuele kunststofresten en reinig het uiteinde van de cilinder. 5.
Pagina 92
ONDERHOUD 9-28 14. Schuif het/de verwarmingselement(en) van het uiteinde van de cilinder. Verwijder ook verwarmingselementen vóór een defect verwarmingselement. 1. Verwijder thermokoppels 2. Schuif verwarmingselementen van de cilinder 15. Gebruik het oude verwarmingselement als voorbeeld en knip de nieuwe verwarmingsdraden op dezelfde lengte af. Knip de gevlochten afscherming 50 mm (2 in.) terug van de draad.
Pagina 93
ONDERHOUD 9-29 22. Voer de nieuwe verwarmingskabels door de trekontlasting op de connectorbasis. 1. Connectorbasis 2. Trekontlasting 3. Verwarmingsdraden 23. Installeer de connectorbasis weer op de draagbalk. 24. Installeer nieuwe kabelbinders. 25. Draai de borgmoer op de trekontlasting vast. 26. Steek de verwarmingsdraden in de aansluitklemmen op het connectorblok en draai ze vast.
ONDERHOUD 9-30 9.21 Aanvoereenheid verwijderen en vervangen Het verdient aanbeveling de cilinder door te spuiten voordat de eenheid wordt vervangen. Zie “Kunststof uit het systeem verwijderen” on page 9-9. Als de cilinder niet kan worden doorgespoten en de machine verticaal staat, is het raadzaam een bak onder de verbinding tussen de aanvoerbuis en het invoerblok te plaatsen om de resterende korrels uit de aanvoerbuis op te vangen.
Pagina 95
ONDERHOUD 9-31 5. Maak de vultrechter los van de aanvoerbuis en verwijder hem. 6. Verwijder de schroeven waarmee de aanvoerbuis aan het invoerblok is bevestigd, til de aanvoerbuis op en verwijder de aanvoerbuis. Als een trilmotor wordt gebruikt, ontkoppel dan de luchttoevoer van de trilmotor. 7.
ONDERHOUD 9-32 9.21.2 Het invoerblok installeren LET OP CAUTION Het verkeerd aandraaien van de schroeven kan leiden tot een ongelijkmatige klemming van de cilinder en kan schade aan de machine veroorzaken. Gebruik doorgespoten korrels niet opnieuw. Schade aan de E-Multi-injectie- eenheid door verontreinigde korrels wordt niet gedekt door de garantie.
ONDERHOUD 9-33 9.22 Doseerschroef reinigen en vervangen 9.22.1 Doseerschroef voorbereiden voor verwijdering WAARSCHUWING Deze procedure wordt in warme toestand uitgevoerd. Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals hittebestendige handschoenen en een veiligheidsbril of een gelaatsscherm. Het achterwege laten hiervan kan tot ernstig letsel leiden. 1.
ONDERHOUD 9-34 9.22.2 De doseerschroef verwijderen OPMERKING Stap 1 is verschillend voor EM1/EM2-eenheden en voor EM3/EM4- eenheden. Raadpleeg de juiste stap 1 voor uw systeem. De overige stappen zijn voor alle eenheden gelijk. EM1/EM2-eenheden 1. Maak de doseerschroef los van de aandrijfas. a) Schroef, met de aandrijving ingeschakeld, de spantang los waarmee de doseerschroef op de aandrijfas is bevestigd.
Pagina 99
ONDERHOUD 9-35 EM3/EM4-eenheden 1. Maak de doseerschroef los van de aandrijfas. a) Verwijder de schroeven waarmee de schroefkraag aan de aandrijfas is bevestigd. b) Duw de schroef in de richting van de cilinder tot de bout waarmee de schroefbevestigingsbus vastzit, toegankelijk is. c) Verwijder de bout, de schroefbevestigingsbus en de schroefkraag.
ONDERHOUD 9-36 9.22.3 Reiniging 4. Gebruik een messing borstel om kunststof van de schroef te verwijderen. 9.22.4 De doseerschroef installeren 1. Steek de doseerschroef in de cilinder. OPMERKING Stap 2 is verschillend voor EM1/EM2-eenheden en voor EM3/EM4- eenheden. Raadpleeg de juiste stap 2 voor uw systeem. De overige stappen zijn voor alle eenheden gelijk.
Pagina 101
ONDERHOUD 9-37 EM1/EM2-eenheden 2. Zet de doseerschroef vast op de aandrijfas. a) Breng een anti-vastloopmiddel aan op de schroefdraad en de buitenkant van de schroefmoer. b) Installeer de spantang op het uiteinde van de schroef. c) Installeer de borgmoer zo op het uiteinde van de schroef dat het schroefuiteinde 1-2 mm (0,04-0,08 in.) uitsteekt ten opzichte van het oppervlak van de moer.
Pagina 102
ONDERHOUD 9-38 EM3/EM4-eenheden a) Steek de doseerschroef in de cilinder. Zodra het uiteinde ver genoeg buiten het cilinderuiteinde uitsteekt om de schroefkraag te installeren, installeert u de getande ring. b) Installeer de schroefkraag, de bevestigingsbus en de bout. Draai ze vast met 58 Nm (43 ft-lbs).
ONDERHOUD 9-39 9.23 De cilinder verwijderen en installeren WAARSCHUWING Contact met de cilinder kan ernstige brandwonden veroorzaken. Wees voorzichtig en draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen wanneer u op of rond een hete cilinder werkt. LET OP CAUTION Thermokoppelaansluitingen op de cilinder raken gemakkelijk beschadigd. Zorg ervoor dat het gewicht van de cilinder niet op de thermokoppels rust.
ONDERHOUD 9-40 De cilinder verwijderen - vervolg 1. Binnenste cilinderdeksel 2. Buitenste cilinderdeksel 3. Verwijder het invoerblok. Zie “Aanvoereenheid verwijderen en vervangen” on page 9-30. 4. Verwijder de doseerschroef. Zie “Doseerschroef reinigen en vervangen” on page 9-33. 5. Verwijder de grote moeren waarmee de cilinder aan de cilinderbehuizing is bevestigd.
ONDERHOUD 9-42 9.23.3 De cilinder installeren 1. Breng een anti-vastloopmiddel aan op de belastingsvlakken en de schroefdraad. Til de cilinder in positie en schuif hem met de platte kant naar boven in de cilinderbehuizing. 2. Installeer de grote moeren op het uiteinde van de cilinder en draai ze handvast aan.
ONDERHOUD 9-43 De cilinder installeren - vervolg 4. Draai de moer van de cilinder vast. 5. Breng de schroeven van de verwarmingsconnector in een kruislings patroon weer aan. Zie “Specificaties voor het schroefkoppel” on page 9-1. 6. Zet de doseerschroef vast op de aandrijfas. Zie “Doseerschroef reinigen en vervangen”...
ONDERHOUD 9-44 9.24 Riemspanning afstellen WAARSCHUWING Vergrendel de machine voordat u de riemspanning aanpast. 1. Verwijder de afschermingen voor en achter. 1. Afscherming achter 2. Afscherming voor 2. Draai de schroeven waarmee de borgplaat van de excentrische as is vastgezet los, maar verwijder ze niet. 1.
ONDERHOUD 9-45 9.25 De riem verwijderen en installeren LET OP CAUTION Draai de kogelomloopspindels niet terwijl de riem verwijderd is, anders moet deze opnieuw worden uitgelijnd. EM1/EM2-modellen: 1. Verwijder kunststof uit de machine door deze door te spuiten. Zie “Kunststof uit het systeem verwijderen” on page 9-9. 2.
ONDERHOUD 9-46 De riem verwijderen en installeren - vervolg 15. Verwijder de schroeven waarmee de kabelrupsbeugel aan het asdeksel op de injectiebehuizing is bevestigd. Kabelrups- beugel 16. Vouw de kabelrups uit. 17. Plaats de nieuwe riem zoals hieronder is aangegeven. 18.
Pagina 111
ONDERHOUD 9-47 De riem verwijderen en installeren - vervolg 20. Schuif de lineaire geleider onder de injectiebehuizing vandaan (misschien moet u de motor iets optillen om de spanning op de geleider op te heffen). OPMERKING Bij EM1-modellen schuift u de geleider in de richting van de motoren. Bij andere modellen schuift u de geleider naar de cilinder toe.
ONDERHOUD 9-48 34. Plaats de afschermingen voor en achter weer terug. Zorg ervoor dat de ruimte tussen de afschermingen en de injectiebehuizing rondom de behuizing gelijk is. Zorg er ook voor dat er geen interferentie is met verwarmings- en thermokoppeldraden. 9.26 Service en reparatie van uw controller Raadpleeg de gebruikershandleiding van de E-Multi-controller voor onderhoud, reparatie en software-updates.
ONDERDELENTESTS EN SYSTEEMALARMEN 10-1 Hoofdstuk 10 - Onderdelentests en systeemalarmen WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig hebt gelezen voordat u een van de tests uit dit hoofdstuk uitvoert. De gebruiker is verantwoordelijk voor de bescherming tegen schokken door indirect contact, door aardleidingen en automatische uitschakeling van de voeding.
ONDERDELENTESTS EN SYSTEEMALARMEN 10-2 10.4 Test van de afsluiter van de trilmotor De trilmotor draait elke cyclus als de doseerschroef draait. Als de trilmotor niet draait, controleer dan eerst de luchtdruk naar de trilmotor. 1. Sluit de pneumatische naaldafsluiter en koppel de luchtleiding los van de aanvoerzijde van de afsluiter.
ONDERDELENTESTS EN SYSTEEMALARMEN 10-3 10.6 Temperatuuralarmen van de servomotor De motorwaarschuwings- en alarmtemperaturen zijn fabrieksinstellingen die alleen door een technicus van Mold-Masters kunnen worden gewijzigd. De standaardwaarden zijn: • waarschuwingstemperatuur: 75°C (167°F) • alarmtemperatuur: 80°C (176°F) De E-Multi-controller schakelt de motoren automatisch uit wanneer de alarmtemperatuur wordt bereikt.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-1 Hoofdstuk 11 - Optie E-Multi Radial WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig gelezen hebt voordat u de optie E-Multi Radial uitpakt, monteert of installeert. 11.1 Inleiding In dit hoofdstuk vindt u informatie die specifiek is voor de machineoplossing E-Multi Radial voor E-Multi-injectie-eenheden.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-3 11.4 Uitpakken WAARSCHUWING Bij werkzaamheden waarbij de machine moet worden opgetild, moeten alle hefinrichtingen worden aangesloten en moet de machine worden ondersteund met een kraan met voldoende draagvermogen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen. Het niet ondersteunen van de machine kan tot ernstig of dodelijk letsel leiden.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-5 Afbeelding 11-4 Bevestiging van de achterste strop 11.5 Inspectie 1. Controleer of de E-Multi-injectie-eenheid en de E-Multi Radial tijdens het vervoer niet zijn beschadigd. 2. Controleer alle draden en kabels. Controleer of ze niet geknikt of beschadigd zijn en of ze nog goed zijn aangesloten.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-6 11.6 Installatie van de E-Multi Radial (EM1- en EM2-modellen) WAARSCHUWING Zie “Veiligheid” on page 3-1. Het is de verantwoordelijkheid van de integrator om de internationale en plaatselijke normen voor machineveiligheid te begrijpen en na te leven wanneer het E-Multi Radial-systeem in het spuitgietsysteem wordt geïntegreerd.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-7 Installatie van de E-Multi Radial (EM1- en EM2-modellen) - vervolg 1. Ter voorbereiding op de montage van de E-Multi Radial op de spuitgietmachine moet het oppervlak van de vaste opspanplaat waarop de E-Multi Radial zal worden gemonteerd, worden gereinigd. OPMERKING De E-Multi Radial wordt geleverd met de injectie-eenheid in de horizontale stand.
Pagina 124
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-8 Installatie van de E-Multi Radial (EM1- en EM2-modellen) - vervolg 1. Hijsen met spanning in achterste strop 2. Kantelpunt bij benadering 3. Laten zakken met spanning in voorste strop Afbeelding 11-6 De E-Multi Radial kantelen van horizontale naar verticale positie 4.
Pagina 125
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-9 Installatie van de E-Multi Radial (EM1- en EM2-modellen) - vervolg c) Draai aan tot het volledige aanbevolen koppel, in dezelfde volgorde als afgebeeld. Zie “9.2 Specificaties voor het schroefkoppel” on page 9-1. 6. Installeer het onderste uiteinde van beide kabelrupsen en sluit de water- en luchtleidingen aan.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-10 11.6.1 Installatie op een spuitgietmachine 1. Til het geheel op zijn plaats boven de vaste opspanplaat van de spuitgietmachine. Installeer alle montageschroeven van de adapterplaat en zet ze vast in een kruislings patroon. Zie “Specificaties voor het schroefkoppel”...
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-11 Installatie op een spuitgietmachine - vervolg Afbeelding 11-8 Bevestig de kabels van de servomotor 5. Installeer de I/O-connector zoals afgebeeld Afbeelding 11-9 Installeer de I/O-connector 11.7 Handmatige afstelling van de positie WAARSCHUWING Houd het apparaat stevig vast en maak een langzame, beheerste beweging wanneer u de E-Multi Radial handmatig positioneert.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-12 Handmatige afstelling van de positie - vervolg 1. Voorkant - uiteinde van de cilinder 2. Achterkant 3. M16-klembouten (2 per kant) 4. M12-klembouten (voor en achter) 2. Draai de vier M16-klembouten los totdat een kleine spleet van ongeveer 0,1 tot 0,3 mm (0,004 tot 0,01 in.) zichtbaar is tussen de borgring en de roterende plaat.
Pagina 129
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-13 Handmatige afstelling van de positie - vervolg Zuiger 4. Maak de X-asrem los. Gebruik de hendels om de E-Multi Radial in de juiste X-aspositie te zetten. Draai de X-asrem vast. 5. Verwijder al het kunststof en vuil van de punt van de spuitmond en de contactoppervlakken van de inlaat van de hotrunner.
Pagina 130
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-14 11. Beweeg het apparaat ongeveer 50 mm (2 in.) naar boven (naar achteren) weg van de inlaat, of verder als de spuitmond en de inlaat opnieuw moeten worden gereinigd. 12. Voer een sledekalibratie uit volgens de procedure “De uitgangspositie van de slede kalibreren”...
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-15 11.8 Kalibratie van de uitgangspositie OPMERKING Kalibreer de uitgangspositie van de slede wanneer u de E-Multi voor het eerst installeert en wanneer u de E-Multi gebruikt met een nieuw geïnstalleerde matrijs. De matrijs moet gesloten en vastgeklemd zijn en de cilinder moet op bedrijfstemperatuur zijn voordat de uitgangspositie wordt gekalibreerd.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-16 11.10 Onderhoud van de E-Multi Radial Volg het aanbevolen onderhoud in “Hoofdstuk 9 - Onderhoud” on page 9-1. Aanvullende onderhoudsinstructies voor de E-Multi Radial vindt u hier. De E-Multi Radial heeft lineaire geleiders die het bovenste deel met het onderste deel verbinden en heeft ook extra lineaire geleiders die de cilinderbehuizing en de injectiebehuizingen van de E-Multi ondersteunen.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-17 EM1- en EM2-modellen - vervolg 1. Smeerpunten van lineaire geleiders 2. Vulopening 3. Smeerpunten van de kogelomloopspindel 2. Verwijder de stop. Zorg ervoor dat de nippel op één lijn ligt met de opening. 3. Druk op de noodstopkop op de controller. Vergrendel het E-Multi-systeem door de procedures in “3.6.1 Elektrische lockout”...
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-18 EM3- en EM4-modellen - vervolg 4. Breng met een vetspuit voldoende vet aan voor smering. Zie Tabel 11-2 voor specificaties van de smering. Smeerpunt van het veerpakket (toegangsdeksel verwijderd) Slede 50 mm omlaag vanuit volledig opwaartse positie 5.
Pagina 135
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-19 EM3- en EM4-modellen - vervolg 6. Smeer de vier lineaire geleiders op het onderste gedeelte. Smeerpunten van de lineaire geleiders van het onderste gedeelte 7. Smeer de drie lineaire geleiders op de slede van het bovenste gedeelte. Smeerpunten van de lineaire geleiders van de slede van het...
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-20 11.11 Onderhoud van de slede en de servomotor van de E-Multi Radial WAARSCHUWING De slede en in het bijzonder de servomotor mogen nooit worden verwijderd voor onderhoud. Als de slede of de servomotor moet worden verwijderd, neem dan contact op met uw vertegenwoordiger van Mold-Masters voor instructies.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-21 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg 10. Haal de horizontale balk uit de transportkist. Draai de horizontale balk zo dat de revolverkop naar de grond wijst. 11. Installeer de horizontale balk op de adapterplaat. Plaats de 4 bouten (M20X90) in de toegankelijke gaten en draai ze met de hand vast.
Pagina 138
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-22 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg 13. Gebruik de achterste handslinger en draai de horizontale balk 90 tegen de klok in zodat de andere 2 boutgaten (M20X90) toegankelijk zijn. Draai alle bereikbare bouten in een kruislings patroon aan met 339 Nm (250 ft- lbs).
Pagina 139
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-23 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg klemschroef en de schroefkraag op het spruitstuk zit. 17. Monteer twee draaibare M12-hijsogen in de adapterring van de tandwielkast van de schroef. 18. Haal de verticale balk uit de kist. Verwijder de draaibare hijsogen. 19.
Pagina 140
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-24 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg BELANGRIJK Zorg ervoor dat de spuitmond de grond niet raakt. 22. Smeer de contactvlakken van de horizontale en verticale balk in met vet, olie of roestwerend materiaal om corrosie te voorkomen. Beweeg de verticale balk naar de horizontale balk en koppel ze aan elkaar.
Pagina 141
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-25 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg 26. Draai de 8 bouten van de horizontale balk in een kruislings patroon vast met 240 Nm (180 ft-lbs). 27. Draai de vier onderste bouten in de verticale balk in een kruislings patroon vast met 240 Nm (180 ft-lbs) en herhaal dit voor de bovenste vier bouten.
Pagina 142
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-26 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg 34. Sluit de kabel van de cilinderverwarming aan. 35. Sluit de koelleidingen aan met snelkoppelingen. 36. Sluit de motorkabels aan op de schroef- en injectiemotoren. Motoren en kabels zijn duidelijk gemarkeerd. Zorg ervoor dat u de juiste kabels op de juiste motoren aansluit.
Pagina 143
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-27 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg dat de kabels niet in de weg zitten van de kabelrups en niet tegen de draagbalk klem komen te zitten. Controleer nogmaals als het systeem in werking is. 41.
OPTIE E-MULTI RADIAL 11-28 Installatie van de ER3 / ER4 - vervolg kabelrupsbeugel op de draagbalk. Test het koelsysteem op lekken. 45. Zet de controller en de cilinderverwarming aan. 46. Draai de klemschroef tegen de wijzers van de klok in totdat het apparaat met de handwielen kan worden bewogen.
OPTIE SERVO-SLEDE 12-1 Hoofdstuk 12 - Optie Servo-slede WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig gelezen hebt voordat u de optie E-Multi Servo-slede installeert, kalibreert, onderhoudt of gebruikt. 12.1 Inleiding In dit hoofdstuk vindt u informatie die specifiek betrekking heeft op de optie E-Multi Servo- slede (EMSC) voor E-Multi-injectie-eenheden.
OPTIE SERVO-SLEDE 12-3 12.5 Automatisch doorspuiten WAARSCHUWING Gebruik beschermende kleding, een veiligheidsbril en handschoenen. Zorg ervoor dat de afschermingen rond de spuitmond zijn geplaatst om te voorkomen dat het gesmolten kunststof gaat spatten of druppen. Materiaal dat uit de machine wordt gespoten, zal extreem heet zijn. Het scherm voor automatisch doorspuiten wordt gebruikt om de instellingen aan te passen en het automatisch doorspuiten uit te voeren.
OPTIE SERVO-KOELING 13-1 Hoofdstuk 13 - Optie Servo- koeling WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig gelezen hebt voordat u onderhoud uitvoert aan of problemen oplost met de optie E-Multi Servo- koeling. 13.1 Werking en specificaties De pomp van de koeleenheid wordt ingeschakeld met de controller en zorgt ervoor dat er continu vloeistof door de motoren circuleert.
OPTIE SERVO-KOELING 13-2 13.2 Onderhoud WAARSCHUWING Ontkoppel de 4-pins pompconnector van de kast bij onderhoud of wanneer het koelcircuit wordt geopend om te voorkomen dat de pomp per ongeluk wordt ingeschakeld met de controller. Zorg ervoor dat de kast van de controller is uitgeschakeld en losgekoppeld van de stroombron.
OPTIE SERVO-KOELING 13-3 13.2.2 De warmtewisselaar reinigen/vervangen WAARSCHUWING Laat het reservoir leeglopen voordat u de koeleenheid demonteert. Zie 13.2.3. De warmtewisselaar reinigen: Gebruik een verdunde oplossing van 5% azijnzuur of een andere koper-veilige waterige zure reinigingsoplossing en spoel de warmtewisselaar periodiek, afhankelijk van de mineralenconcentratie in het koelwater.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-1 Hoofdstuk 14 - E-Multi- standaarden WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u “Hoofdstuk 3 - Veiligheid” volledig hebt gelezen voordat u de E-Multi-standaard gebruikt of onderhoudt. WAARSCHUWING - KANTELGEVAAR De standaarden zijn bedoeld om E-Multi-injectie-eenheden op de machine te ondersteunen wanneer deze in horizontale positie worden gebruikt. Ze zijn niet bestemd voor het vervoer van de E-Multi-injectie-eenheid en zouden topzwaar zijn en kantelgevaar opleveren.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-3 14.3.2 Horizontale afstelling van de positie De hendel van de compacte standaard wordt gebruikt om de adapterplaat van de E-Multi naar de matrijs toe of van de matrijs af te bewegen om de installatie en verwijdering uit de matrijs te vergemakkelijken.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-5 14.4.2 Horizontale afstelling van de positie De lineaire rail en kogelgeleiders van de heavy duty standaard worden gebruikt om de E-Multi- adapterplaat naar de matrijs toe of van de matrijs af te bewegen om de installatie en verwijdering uit de matrijs te vergemakkelijken.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-6 14.4.4 Contragewichtkit (optioneel) WAARSCHUWING - KANTELGEVAAR Verwijder de contragewichten niet wanneer de injectie-eenheid door de standaard wordt ondersteund. Dit zal gevaar voor kantelen opleveren. Contragewichtkits voor heavy duty standaarden kunnen worden gekocht om de E-Multi-injectie-eenheid/standaard nog stabieler te maken of in gevallen waarin de stabilisatiepoot niet onder de spuitgietmachine past.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-7 14.4.5 Montage 1. Zet de standaard in de laagste stand (de klemplaten kunnen los zitten). 1. Klemplaten en schroeven 2. Boven- en onderzuil 3. Voetstuk 2. Plaats de stabilisatiepoot onder het voetstuk en monteer hem met de gaffelpen op de gaffelbeugel. Zet de gaffelpen vast met de splitpen. 1.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-8 14.5 Nivelleerwieltjes WAARSCHUWING De E-Multi-injectie-eenheid moet zodanig worden gebruikt dat de blokjes van de nivelleerwieltjes het gewicht van de eenheid dragen. Het niet gebruiken van de nivelleerblokjes kan ertoe leiden dat de wieltjes kapot gaan en dat de E-Multi-injectie- eenheid onverwacht uit balans raakt, wat gevaarlijke situaties kan veroorzaken.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-9 Installatie van de matrijs - vervolg tot de hoogte van de middellijn ongeveer 3-6 mm (0,12 tot 0,24 in.) onder de hoogte van het midden van de matrijsinlaat voor de E-Multi-injectie-eenheid ligt. Hierdoor kan de hoogte nauwkeurig worden afgesteld met behulp van de nivelleerwieltjes. 6.
Pagina 162
E-MULTI-STANDAARDEN 14-10 Installatie van de matrijs - vervolg 1. Afstelling van de nivelleerplaat (voor nauwkeurige nivellering) 2. Afstelbereik van de zuil (belangrijkste hoogteafstelling) 3. Afstelling met blokjes van de nivelleerwieltjes (voor nauwkeurige afstelling van de hoogte) 4. Totaal hoogtebereik Afbeelding 14-11 Installatie van de standaard van de E-Multi-injectie-eenheid op de matrijs 13.
E-MULTI-STANDAARDEN 14-11 hij licht contact maakt met de vloer, draai dan de stelschroef nog een 1/2 slag vaster. Draai deze schroef niet te vast aan, anders komen de nivelleerwieltjes los van de vloer. Controleer of elk wieltje volledig contact maakt met de vloer. 1.
EUROMAP 67 15-1 Hoofdstuk 15 - Euromap 67 15.1 Werkingssfeer en toepassing Deze EUROMAP 67-aanbeveling definieert de verbinding tussen de spuitgietmachine en het handling-apparaat/de robot. Dit is bedoeld om de onderlinge uitwisselbaarheid te garanderen. Bovendien worden aanbevelingen gegeven voor signaalspannings- en stroomniveaus. Er zij op gewezen dat de risicobeoordeling voor de bewegingen van het handling-apparaat/de robot meestal redundantie vereist, die wordt bereikt door twee kanalen op ZA3, ZC3 en ZA4, ZC4 op de spuitgietmachine.
EUROMAP 67 15-2 Stekkers en aansluitingen - vervolg Tabel 15-1 Stekker op de spuitgietmachine Signalen van de spuitgietmachine naar het handling-apparaat/de robot Contactnr. Benaming van signaal Beschrijving (mannelijk) Veiligheidsvoorzieningen van Het schakelcontact wordt gesloten wanneer de machine veiligheidsvoorzieningen (bijv. afschermingen, kanaal 2 voetplaatbeveiliging, enz.) op de spuitgietmachine in werking zijn, zodat gevaarlijke bewegingen van het handling-...
Pagina 167
EUROMAP 67 15-3 Stekkers en aansluitingen - vervolg Tabel 15-1 Stekker op de spuitgietmachine Signalen van de spuitgietmachine naar het handling-apparaat/de robot Contactnr. Benaming van signaal Beschrijving (mannelijk) Bediening met het handling- HIGH-signaal wanneer de spuitgietmachine kan worden apparaat/de robot vrijgeven bediend met het handling-apparaat/de robot.
Pagina 168
EUROMAP 67 15-4 Stekkers en aansluitingen - vervolg Tabel 15-2 Stekker op de spuitgietmachine Signalen van het handling-apparaat/de robot naar de spuitgietmachine Contactnr. Benaming van Beschrijving (vrouwelijk) signaal Noodstop van Het schakelcontact moet geopend zijn wanneer de noodstop handling-apparaat/ van het handling-apparaat/de robot in werking wordt gesteld. robot kanaal 1 Het openen van het schakelcontact veroorzaakt een noodstop van de spuitgietmachine.
Pagina 169
EUROMAP 67 15-5 Stekkers en aansluitingen - vervolg Tabel 15-2 Stekker op de spuitgietmachine Signalen van het handling-apparaat/de robot naar de spuitgietmachine Contactnr. Benaming van Beschrijving (vrouwelijk) signaal Volledig openen van HIGH-signaal wanneer het handling-apparaat/de robot het Optioneel de matrijs vrijgeven onderdeel heeft opgenomen en het openen van de matrijs kan voortzetten.
Pagina 170
EUROMAP 67 15-6 Tabel 15-2 Stekker op de spuitgietmachine Signalen van het handling-apparaat/de robot naar de spuitgietmachine Contactnr. Benaming van Beschrijving (vrouwelijk) signaal Beweging van HIGH-signaal wanneer het handling-apparaat/de robot in positie Optioneel kerntrekkers 2 naar is om de beweging van de kerntrekkers 2 naar positie 2 vrij te positie 2 vrijgeven geven.
INDEX Index Controle van de afsluiter van de trilmotor 10-2 Controle van de smering van lineaire geleiders en kogelomloopspindels 9-8 Controle van het oliepeil 9-8 Details van uitgifte, document 1-1 Doorgangscontrole van de verwarming 10-1 Elektrische controle van thermokoppels 10-1 E-Radial Specificaties 11-1, 12-1 Garantie 1-1...