1
Gebruik de functieknop om de
opnamestand te selecteren.
In r, p, of P, drukt u op H op de
pendelknop voor het functiemenu, druk dan op
HI op de pendelknop voor het submenu en
druk tenslotte op de knop A.
Om een substand te selecteren
Om een substand te selecteren
Pictogram dat de ingestelde substand aangeeft
P P
WB
WB
AUTO
AUTO
ISO
ISO
AUTO
AUTO
16
4 4
0:34
0:34
N
ORM
Portrait
16
4:3
MENU
MENU
16
4:3
4 4
0:34
0:34
N
ORM
Leren werken met
de fotografeerstanden
P (stand P)
De camera selecteert de juiste
diafragmawaarde en sluitertijd voor het
onderwerp. Indien gewenst, kunnen ook
0.0
0.0
wijzigingen worden aangebracht aan
verschillende fotografeerinstellingen
M
4:3
zoals belichtingscorrectie.
M (stand M)
De camera selecteert automatisch
de optimale fotostand voor de
scène. De opnameomstandigheden
M
worden bepaald door de camera en
de instellingen kunnen niet worden
gewijzigd, met uitzondering van
bepaalde functies.
De live-gids gebruiken
De live-gids gebruiken
De live-gids kan worden gebruikt om instellingen te
M
wijzigen in de stand M.
Items van de gids
• Kleurverzadiging wijzigen
• Kleurbeeld wijzigen
• Helderheid wijzigen
1 Druk op A om de live-gids weer te geven.
15
NL