REMKO serie GPS
Gasaansluiting
De installatie van de gasaansluitingen mag
uitsluitend door geautoriseerd, vakkundig personeel
(door GVU toegestaan) worden uitgevoerd,
waarbij de desbetreffende voorschriften voor het
desbetreffende type gas in acht genomen worden.
De dwarsdoorsnede van de leidingen moet conform
van de aansluitwaarde van het apparaat, de
volledige leidingsweerstand, evenals de hoogte van
de gasvoorzieningsdruk worden vastgelegd.
De noodzakelijke gasvoorzieningsdruk (afhankelijk van
het gastype) moet op locatie worden gegarandeerd.
Overeenkomstig het apparaatvermogen moet
tijdens het bedrijf van het apparaat de noodzakelijke
hoeveelheid gas en de noodzakelijke gasdruk continu
beschikbaar zijn.
De apparaataansluiting gebeurt via een R 3/4"
buitenschroefdraad-aansluiting.
De gastoevoerleiding moet met een geschikte,
verwijderbare verbinding op spannings-
en trillingsvrije wijze worden aangebracht.
De in de toepasselijke gasrichtlijnen voorgeschreven,
evenals de lokaal vereiste componenten in
de gastoevoerleiding, evenals de overdrukinrichting,
afsluitinrichtingen, etc. worden niet meegeleverd
en moet op locatie beschikbaar worden gesteld.
Bovendien wordt geadviseerd om een gasfilter, dat
geschikt is voor hoge vermogens, zonder drukregelaars
temonteren, omdat het filteroppervlak van het standaard
boven de gasklep gemonteerde filter begrensd is.
De geldende normen laten binnen de ruimte resp.
van de verwarmingsruimte een maximale druk toe
van 60 mbar; hogere drukwaarden moeten voor het
binnengaan van de verwarmings- resp. opstellingsruimte
van het apparaat worden gereduceerd.
Schematische opbouw van de af fabriek geleverde gascomponenten
Wijzigingen in de afmetingen en de constructie, door de technische vooruitgang, voorbehouden.
26
Voor de eerste inbedrijfstelling moet
de gasvoorzieningsleiding door geschikte maatregelen
grondig gereinigd en ontlucht worden.
Er moet gegarandeerd worden dat de aansluiting van
het apparaat op de gasvoorzieningsleiding hermetisch
is uitgevoerd.
Alle schroefverbindingen van het apparaat en de gastoevoerleiding
moeten op dichtheid worden gecontroleerd.
Bij evt. gebruik van lekkagesprays moeten deze
overeenkomen met DIN 30657 (corrosievrij).
LET OP
Installatiewerkzaamheden aan de gasinstallatie en
de voedingsleidingen mogen alleen door vakkundig
personeel met vergunning worden uitgevoerd.
LEGENDA
1 = Elektrische gasmagneetklep Hoofdbrander
2 = Elektrische gasmagneetklep Ontstekingsbrander
3 = Drukregelaar
4 = Elektrische gasveiligheidsklep
5 = Gasfilter (klein filteroppervlak)
6 = Trillingsremmend verbindingsstuk (lokaal)
7 = Gasfilter met groot filteroppervlak (lokaal)
8 = Gasafsluitkraan (lokaal)
lokaal uit te voeren door het
installatiebedrijf