Belichtingscorrectie
Om bij bepaalde composities het gewenste resultaat te verkrijgen kan het nodig zijn om
af te wijken van de door de camera voorgestelde belichting door belichtingscorrectie
toe te passen. Als vuistregel geldt dat een positieve belichtingscorrectiewaarde moet
worden gebruikt wanneer het hoofdonderwerp donkerder is dan de achtergrond, en
een negatieve waarde wanneer het hoofdonderwerp lichter is dan de achtergrond.
1
Druk de
rond en controleer de belichtingscorrectie in het
LCD-venster bovenop de camera of de zoeker (in
de zoeker worden positieve waarden aangegeven
door een
pictogram, en negatieve waarden door
een
pictogram). U kunt de belichtingscorrectie
instellen van –5 LW (onderbelichting) tot +5 LW
(overbelichting), in stappen van
Bij andere waarden dan ± 0 gaat de 0 in het midden
van de elektronische analoge belichtingsindicator
knipperen en verschijnt er een
het LCD-venster en in de zoeker wanneer u de
knop loslaat. U kunt de huidige belichtingscorrec-
tiewaarde controleren in de elektronische analoge
belichtingsindicator of door op de
drukken.
2
Bepaal de uitsnede van uw foto en druk af.
U kunt de normale belichting terugstellen door de belichtingscorrectie op ±0 te zetten
of een reset met twee knoppen (
niet teruggesteld wanneer u de camera uitzet.
b4—Exposure Comp. EV (
Met deze optie kunt u de belichtingscorrectie wijzigen in stappen van ½ LW of 1 LW.
b5—Exposure Comp. (
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen zonder op de
knop in, draai de hoofdinstelschijf
1
/
3
128) uit te voeren. De belichtingscorrectie wordt
184)
184)
LW.
pictogram op
knop te
±0 LW (
knop ingedrukt)
–0.3 EV
+2.0 EV
knop te drukken.
97