Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

ACV Solar Unit 200 Handboek pagina 60

Inhoudsopgave

Advertenties

Minimale collectorbegrenzing
OKN / OKN1 / OKN2
Optie minimale collectorbegrenzing
Instelbereik: OFF / ON
Fabrieksinstelling: OFF
Als de minimale collectorbegrenzing is geactiveerd, schakelt de regelaar de pomp
(R1 / R2) alleen in als de instelbare minimumtemperatuur van de collector is over-
schreden. De minimale collectorbegrenzing voorkomt dat de pomp bij zeer lage
collectortemperaturen te vaak wordt ingeschakeld. Voor deze functie is een hyste-
rese van 5 K [10 °Ra] vastgelegd. Wanneer de minimale collectorbegrenzing actief is,
wordt op het display ❄ (knipperend) weergegeven.
Aanwijzing
Als OSPK of OKF actief is, wordt de minimale collector begrenzing buiten
werking gezet. In dat geval kan de collectortemperatuur onder KMN dalen.
OKF / OKF1 / OKF2
Optie vorstbeschermingsfunctie
Instelbereik: OFF / ON
Fabrieksinstelling: OFF
De vorstbeschermingsfunctie activeert het laadcircuit tussen collector en boiler
als de temperatuur onder de ingestelde vorstbeschermingstemperatuur daalt. Zo
wordt het warmtedragend medium beschermd tegen bevriezen en indikken. Als
de ingestelde vorstbeschermingstemperatuur met 1 K [2 °Ra] wordt overschreden,
deactiveert de regelaar het laadcircuit.
Wanneer vorstbeschermingsfunctie is geactiveerd, wordt op het display ❄ weerge-
geven. Wanneer de vorstbeschermingsfunctie actief is, worden op het display ⓵ en
❄ (knipperend) weergegeven.
60
KMN / KMN1 / KMN2
Minimumtemperatuur van de collector
Instelbereik:
10,0 ... 90,0 °C [50,0 ... 190,0 °F]
Fabrieksinstelling: 10,0 °C [50,0 °F]
KFR / KFR1 / KFR2
Vorstbeschermingstemperatuur
Instelbereik: -40,0 ... +10,0 °C
[-40,0 ... +50,0 °F]
Fabrieksinstelling: +4,0 °C [+40,0 °F]
Aanwijzing
Omdat voor deze functie alleen de beperkte hoeveelheid warmte van de
boiler ter beschikking staat, dient de vorstbeschermingsfunctie alleen in
gebieden te worden toegepast, waar slechts enkele dagen per jaar tempe-
raturen rond het vriespunt worden bereikt.
Om de boiler te beschermen tegen vorstschade, wordt de vorstbescher-
mingsfunctie onderdrukt als de boilertemperatuur onder +5 °C [+40 °F] daalt.
Voorrangslogica
Aanwijzing
De voorrangslogica kan alleen in 2-boilerinstallaties worden toegepast
(ANL = 4, 5, 6).
PRIO
Voorrang
Instelbereik: SE 1, SE 2, Su 1, Su 2, 0, 1, 2
Fabrieksinstelling: ANL 4: 2; ANL 5, 6: 1
Als een 2-boilerinstallatie is gekozen, bepaalt de voorrangslogica hoe de warmte
tussen de boilers wordt verdeeld. Verschillende soorten voorrangslogica kunnen
worden ingesteld:
• Gespreide opwarming (SE 1 en SE 2)
• Successieve opwarming (Su 1 en Su 2)
• Parallelle opwarming (0)
• Pendelopwarming (1 en 2)
Als onder PRIO SE 1 of SE 2 (alleen ANL 6) wordt ingesteld, wordt de boiler la-
ger in rang parallel met de voorrangsboiler opgewarmd als het temperatuurverschil
tussen collector en voorrangsboiler (boiler 1 bij SE 1, boiler 2 bij SE 2) de ingestelde
waarde DTSP overschrijdt en de boiler lager in rang niet de maximumtemperatuur
heeft bereikt.
De parallelle opwarming wordt afgebroken, zodra het temperatuurverschil tussen
collector en voorrangsboiler met 2 K [4 °Ra] onder DTSP daalt of de boiler lager
in rang de maximumtemperatuur bereikt.
Als PRIO Su 1 of Su 2 wordt ingesteld, worden de boilers opeenvolgend opge-
warmd. De opvolgende boiler wordt alleen opgewarmd wanneer de voorrangsboi-
ler (boiler 1 bij Su 1, boiler 2 bij Su 2) zijn maximumtemperatuur (S1MX of S2MX)
heeft bereikt.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave