Installatie 8: Zonnesysteem met naverwarming door vaste-brandstofketel
De regelaar berekent het temperatuurverschil tussen collectorsensor S1 en boi-
lersensor S2. Als het verschil groter is dan of gelijk is aan het ingestelde inschakel-
temperatuurverschil (DT E), wordt de zonnepomp door relais 1 geactiveerd en de
boiler geladen tot het uitschakeltemperatuurverschil (DT A) of de maximumtem-
peratuur van de boiler (S MX) is bereikt.
PWM 1/2
VFD
S1
R1
VFD / TRL
36
Een vaste-brandstofketel wordt door relais 2 aangestuurd als het temperatuur-
verschil tussen de sensoren S4 en S3 groter is dan of gelijk is aan het ingestelde
inschakeltemperatuurverschil (DT3E) tot de ingestelde minimum- (MN3E) en maxi-
mumtemperatuurdrempels (MX3E) voor de vaste-brandstofketel en de boiler zijn
bereikt. S3 kan optioneel ook worden gebruikt als referentiesensor voor de optie
boiler beveiligingsstop (OSNO). Wanneer de warmteverbruiksmeting (OWMZ) is
geactiveerd, worden S1 en VFD gebruikt als aanvoer-, resp. retoursensor.
VBus
9 10
S4
S3 / TSPO
R2
S2