Installatie 10: Standaardzonnesysteem met afvoer van overtollige warmte
De regelaar berekent het temperatuurverschil tussen collectorsensor S1 en boi-
lersensor S2. Als het verschil groter is dan of gelijk is aan het ingestelde inschakel-
temperatuurverschil (DT E), wordt de zonnepomp door relais 1 geactiveerd en de
boiler geladen tot het uitschakeltemperatuurverschil (DT A) of de maximumtem-
peratuur van de boiler (S MX) is bereikt.
Wanneer de maximale collectortemperatuur (KMX) bereikt is, wordt de zonne-
pomp door relais 1 en de 3-wegklep door relais 2 aangestuurd om de overtollige
PWM 1/2
VFD
S1
R2
S4 / VFD / TVL
R1
S4 / VFD / TRL
warmte af te leiden naar een koellichaam. Om veiligheidsredenen vindt deze warm-
teafvoer enkel plaats zolang de boilertemperatuur onder de nood-uitschakeltempe-
ratuur van 95 °C (200 °F) ligt.
Sensoren S3 en S4 kunnen optioneel worden aangesloten. S3 kan optioneel ook
worden gebruikt als referentiesensor voor de optie boiler beveiligingsstop (OSNO).
Wanneer de warmteverbruiksmeting (OWMZ) is geactiveerd, worden S4 en VFD
gebruikt als aanvoer-, resp. retoursensor.
VBus
9
10
S3 / TSPO
S2
45