Instellingen voor het opnemen van films (weergegeven wanneer er één
camera verbonden is en de opnamestand ingesteld is op [
U kunt voor de verbonden camera de instellingen voor het opnemen van films
configureren.
[Opnamemodus]: hiermee kunt u de filmbeeldkwaliteit instellen.
[
SteadyShot]: hiermee kunt u de functie voor het verminderen van
cameratrillingen activeren.
[
Opnamehoek]: hiermee kunt u de opnamehoek instellen.
[Draaien]: hiermee kunt u beelden ondersteboven opnemen.
[
Bestandsindeling]: hiermee kunt u het bestandsformaat voor het opnemen
van films instellen.
Instellingen voor het opnemen van stilstaande beelden (weergegeven
wanneer er één camera verbonden is en de opnamestand ingesteld is op [
Stilstaand beeld])
U kunt voor de verbonden camera de instellingen voor het opnemen van foto's
configureren.
[Draaien]: hiermee kunt u beelden ondersteboven opnemen.
[
Transportfunctie]: hiermee kunt u de methode voor ononderbroken opnemen
instellen.
[
Opname-interval]: hiermee kunt u het interval voor ononderbroken opnemen
instellen.
[
Zelfontsp.]: hiermee kunt u de zelfontspanner instellen.
Instellingen voor intervalopnames (weergegeven wanneer er één camera
verbonden is en de opnamestand ingesteld is op [ Interval-opnam.])
U kunt het interval instellen voor intervalfoto-opnames.
[Draaien]: hiermee kunt u beelden ondersteboven opnemen.
[ Opname-interval]: hiermee kunt u het aantal seconden voor het opnemen van
een foto opgeven.
Instellingen van het verbonden apparaat (weergegeven wanneer er één
camera verbonden is)
U kunt de instellingen van de verbonden camera configureren.
[Pieptoon]: hiermee kunt u bewerkingspieptonen in- of uitschakelen.
Opmerking
110
Film])