Basisbediening
Scherpstellen
Als [AF mode] is ingesteld op [
gebied in het midden van het beeld. Volg onderstaande stappen als het onderwerp dat u
wilt opnemen, zich niet in het midden bevindt.
Stel eerst scherp op het onderwerp
Leg het AF-gebied
gelijk met het
onderwerp
Half ingedrukt
houden
Keer terug naar de gewenste compositie
Volledig indrukken
●
Onderwerpen/omgevingen waarbij scherpstellen een probleem kan zijn:
• Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen of voorwerpen zonder
kleurcontrasten.
• Foto's maken door een ruit of vlakbij voorwerpen die licht uitstralen.
• In het donker, of als de camera erg beweegt.
• Wanneer u te dicht bij het voorwerp staat of wanneer u een foto maakt waarop
zowel veraf als dichtbij gelegen voorwerpen staan.
●
De scherpstelaanduiding knippert en er klinkt een pieptoon
wanneer er niet goed is scherpgesteld.
Gebruik het in rood weergegeven scherpstelbereik ter referentie.
Ook al wordt de scherpstelaanduiding weergegeven, dan nog
kan de camera niet altijd goed scherpstellen, als uw onderwerp
buiten het scherpstelbereik valt.
●
Het weergegeven AF-gebied kan groter zijn, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, zoals donkere locaties of zoomfactor.
●
De kwaliteit van de beeldweergave kan slechter zijn tijdens de automatische
scherpstelling.
] (Scherpstellen op 1 punt), stelt u scherp op het AF-
Scherpstelaanduiding
( Goed scherpgesteld: brandt
Niet goed scherpgesteld: knippert)
AF-gebied
( Goed scherpgesteld: groen
Niet goed scherpgesteld: rood)
AF-gebied
- 47 -
Scherpstelaanduiding
Scherpstelbereik
VQT5E81