12.5.2.
VERBINDING MET EEN LOKAAL NETWERK DAT HANDMATIG IS GECONFIGUREERD MET "STATISCHE" IP'S
Als het lokale netwerk statisch is geconfigureerd, moet u het IP-nummer
als volgt toewijzen:
• Bekijk de Ethernet-configuratiepagina;
• Zorg ervoor dat de handmatige configuratie is geselecteerd.
Gewoonlijk hebben "statische netwerken" (zoals veel kleine netwerken of
huisnetwerken) een reeks adressen die worden gekozen uit netwerken
die "gemaskerd" worden genoemd, bijvoorbeeld 192.168.0.xxx of
192.168.1.xxx.
Voor een correcte configuratie is het voldoende om een nummer toe te
kennen dat behoort tot het lokale netwerk (eerste drie waarden) met het
laatste nummer dat niet door een ander apparaat wordt gebruikt).
Op Windows-systemen kunt u het IPCONFIG-commando gebruiken
vanuit een "Command Prompt"-venster (toegankelijk vanuit programma's
-> accessoires) om de lokale netwerknummering te vinden.
Om de reeds toegewezen nummers in een lokaal netwerk te controleren
zijn er programma's die de apparaten op het netwerk scannen (ip-scan).
Standaard biedt de sterilisator het adres 192.168.1.100 als IP-adres.
Pas het statische adres van de sterilisator aan uw netwerk aan.
In ieder geval moet u het Subnet Mask met het nummer 255.255.255.0
correct toewijzen, het Gateway-adres is niet belangrijk voor de
communicatie binnen het netwerk (stel 0.0.0.0 in).
Om verbinding te kunnen maken, moet de pc een soortgelijke
configuratie hebben als de volgende (het voorbeeld is gerelateerd aan
Windows 7):
Het configuratiemasker is toegankelijk via de eigenschappen van de
netwerkkaart.
NL
60