Nederlands
Begin- en eindsnelheid instellen
Programmeermode
starten (zie boven)
Functie F3 inschakelen
"function" (f0) een keer
in- en uitschakelen
"function" (f0) een keer
in- en uitschakelen
"Stop" drukken
Bedrijf
Optrek- en remsnelheid
Binnen het Motorola-II-format wordt door het inschakelen van de
functie F3 de optrek- en remsnelheid uitgeschakeld, resp. door het
uitschakelen van F3 weer ingeschakeld. De verandering van de
instelling werkt meteen. Wordt de optrek- en remsnelheid tijdens het
optrekken of afremmen uitgeschakeld, dan rijdt de loc direct verder met
de op de centrale ingestelde rijtrap.
Binnen het Motorola-I-format is de optrek- en remsnelheid altijd actief.
Een noodstop bij een actieve optrek- en remsnelheid is door het
omschakelen van de rijrichting vanuit de centrale mogelijk.
Pagina 94
De verlichting van de loc knippert
gelijkmatig.
De locverlichting knippert een paar keer.
Schakel de functie F3 uit.
Draai aan de rijregelaar tot de loc de
gewenste beginsnelheid heeft.
De instelling wordt opgeslagen en de
locverlichting knippert een paar keer. De
decoder wisselt naar de instelling voor de
maximum snelheid (de loc rijdt sneller).
Draai aan de rijregelaar tot de loc met de
gewenste maximum snelheid rijdt.
De instelling wordt opgeslagen en de
locverlichting knippert een paar keer. De
decoder wisselt naar de instelling van de
beginsnelheid (de loc rijdt langzamer).
De programmeermode wordt beëindigd.
LD-G-10