Nederlands–4
eShift met SRAM DD3 Pulse
De naafschakeling van de SRAM DD3 Pulse werkt afhankelijk
van de snelheid. Hierbij wordt onafhankelijk van de gekozen
versnelling van de kettingschakeling een van de drie versnel-
lingen van de naafschakeling automatisch gekozen
„ Autom. versn. keuze".
Bij elke versnellingswissel van de naafschakeling wordt de ge-
kozen versnelling kortstondig op het display weergegeven.
Als de eBike vanuit een snelheid van boven de 10 km/u tot
stilstand wordt gebracht, kan het systeem automatisch terug-
schakelen naar een vooraf ingestelde „Startversnelling". De
„Startversnelling" kan in het menu met basisinstellingen
worden ingesteld (zie „Basisinstellingen weergeven en aan-
passen" op pagina Nederlands–6).
In de modus „ Versnelling" kunt u met de toetsen„–" resp.
„+" aan de bedieningseenheid tussen meerdere vaste over-
brengingen vooruit en terugschakelen. De gekozen overbren-
ging (versnelling) wordt op het display weergegeven.
Ook in de handmatige modus „ Versnelling" kan het sy-
steem automatisch terugschakelen naar een ingestelde
„Startversnelling" .
Omdat de aandrijfeenheid de schakelbewerking herkent en
daarom de motorondersteuning kortstondig reduceert, is ook
het schakelen onder last of op een helling altijd mogelijk.
eShift met Shimano Di2
Voor Shimano eShift schakelt u de versnelling via de Shimano-
stuurhendel.
Bij elke versnellingswissel van de naafschakeling wordt de ge-
kozen versnelling kortstondig op het display weergegeven.
Omdat de aandrijfeenheid de schakelbewerking herkent en
daarom de motorondersteuning kortstondig reduceert, is ook
het schakelen onder last of op een helling altijd mogelijk.
Als de eBike vanuit een snelheid van boven de 10 km/u tot
stilstand wordt gebracht, kan het systeem automatisch terug-
schakelen naar een vooraf ingestelde „Startversnelling". De
„Startversnelling" kan in het menu met basisinstellingen
worden ingesteld (zie „Basisinstellingen weergeven en aan-
passen" op pagina Nederlands–6).
Indicaties en instellingen van de boordcomputer
Energievoorziening van de boordcomputer
Zit de boordcomputer in de houder 4, is een voldoende gela-
den accu in de eBike geplaatst en is het eBike-systeem inge-
schakeld, dan wordt de boordcomputer via de accu van de
eBike van energie voorzien.
Wordt de boordcomputer uit de houder 4 genomen, dan ge-
beurt de energievoorziening via een interne accu. Is de inter-
ne accu bij het inschakelen van de boordcomputer zwak, dan
verschijnt gedurende 3 s „Met fiets verbinden" in de tekstin-
dicatie d. Daarna schakelt de boordcomputer opnieuw uit.
0 276 001 SAI | (29.5.15)
Voor het opladen van de interne accu plaatst u de boordcom-
puter opnieuw in de houder 4 (als een accu in de eBike ge-
plaatst is). Schakel de eBike-accu aan de aan-/uittoets in (zie
gebruiksaanwijzing van de accu).
U kunt de boordcomputer ook via de USB-aansluiting opla-
den. Open hiervoor de beschermkap 8. Verbind de USB-bus
7 van de boordcomputer via een passende USB-kabel met
een gebruikelijke USB-lader of de USB-aansluiting van een
computer (5 V laadspanning; max. 500 mA laadstroom). In
de tekstindicatie d van de boordcomputer verschijnt „USB
aangesloten".
Boordcomputer in-/uitschakelen
Voor het inschakelen van de boordcomputer drukt u kort op
de aan-/uittoets 5. De boordcomputer kan (bij voldoende ge-
laden interne accu) ook ingeschakeld worden als deze niet in
de houder geplaatst is.
Voor het uitschakelen van de boordcomputer drukt u op de
aan-/uittoets 5.
Is de boordcomputer niet in de houder geplaatst, dan scha-
kelt deze zich 1 minuut nadat de laatste toets is ingedrukt om
energiebesparende reden uit.
Als u uw eBike gedurende enkele weken niet gebruikt,
dient u de boordcomputer uit zijn houder te halen. Be-
waar de boordcomputer in een droge omgeving bij kamer-
temperatuur. Laad de boordcomputeraccu regelmatig op.
Accuoplaadindicatie
De acculaadindicatie i geeft de laadtoestand van de eBike-
accu aan, niet de laadtoestand van de interne accu van de
boordcomputer. De laadtoestand van de eBike-accu kan
eveneens aan de LED's aan de accu zelf afgelezen worden.
In de indicatie i komt elk streepje in het accusymbool overeen
met ongeveer 20 % van de capaciteit:
De eBike-accu is volledig geladen.
De eBike-accu moet bijgeladen worden.
De LED's van de laadtoestandsindicatie aan de
accu gaan uit. De capaciteit voor de ondersteuning
van de aandrijving is opgebruikt en de ondersteu-
ning wordt uitgeschakeld. De resterende capaci-
teit wordt voor de verlichting en de boordcompu-
ter ter beschikking gesteld, de indicatie knippert.
De capaciteit van de eBike-accu volstaat voor nog
ongeveer 2 uur fietsverlichting. Met andere ver-
bruikers (bijv. automatische transmissie, laden
van externe toestellen aan de USB-aansluiting)
wordt hierbij geen rekening gehouden.
Wordt de boordcomputer uit de houder 4 genomen, dan blijft
de laatst weergegeven acculaadtoestand opgeslagen.
Bosch eBike Systems
Ondersteuningsniveau instellen
U kunt aan de bedieningseenheid 10 instellen hoe sterk de
eBike-aandrijving u bij het trappen ondersteunt. Het onder-
steuningsniveau kan altijd, ook tijdens het fietsen, gewijzigd
worden.
Opmerking: In sommige uitvoeringen is het ondersteunings-
niveau mogelijk vooraf ingesteld en kan dit niet worden gewij-
zigd. Het is ook mogelijk dat er uit minder ondersteuningsni-
veaus dan hier vermeld kan worden gekozen.
De volgende ondersteuningsniveaus staan maximaal ter
beschikking:
– „OFF": de motorondersteuning is uitgeschakeld, de eBike
kan zoals bij een normale fiets alleen door te trappen wor-
den voortbewogen. De duwhulp kan op dit ondersteunings-
niveau niet worden geactiveerd.
– „ECO": effectieve ondersteuning met maximale efficiëntie
voor maximaal bereik
– „TOUR": gelijkmatige ondersteuning voor tochten met
groot bereik
– „SPORT": krachtige ondersteuning voor sportief rijden op
heuvelachtige stukken en voor rijden in de stad
– „TURBO": maximale ondersteuning bij flink doortrappen,
voor sportief rijden
Voor het verhogen van het ondersteuningsniveau drukt u zo
vaak op de toets „+" 13 aan de bedieningseenheid tot het ge-
wenste ondersteuningsniveau op de indicatie b verschijnt,
voor het verlagen op de toets „–" 12.
Het opgeroepen motorvermogen verschijnt op de indicatie a.
Het maximale motorvermogen hangt van het gekozen onder-
steuningsniveau af.
Ondersteuningsniveau
Ondersteuningsfactor*
„ECO"
40 %
„TOUR"
100 %
„SPORT"
150 %
„TURBO"
250 %
* Het motorvermogen kan bij sommige uitvoeringen afwijken.
Wordt de boordcomputer uit de houder 4 genomen, dan blijft
het laatst weergegeven ondersteuningsniveau opgeslagen,
de indicatie a van het motorvermogen blijft leeg.
Hulp bij het lopen in- en uitschakelen
De functie hulp bij het lopen kan het lopen met de eBike verge-
makkelijken. De snelheid in deze functie is afhankelijk van de in-
geschakelde versnelling en kan maximaal 6 km per uur berei-
ken. Hoe kleiner de gekozen versnelling, hoe lager de snelheid
in de functie hulp bij het lopen (bij volledig vermogen).
De functie hulp bij het lopen mag uitsluitend bij het lo-
pen met de eBike worden gebruikt. Als de wielen van de
eBike bij het gebruik van de hulp bij het lopen geen contact
met de grond maken, bestaat gevaar voor letsel.
Bosch eBike Systems
Nederlands–5
Als u de hulp bij het lopen wilt inschakelen, drukt u op de
toets „WALK" 14 van de bedieningseenheid en houdt u deze
ingedrukt. De aandrijving van de eBike wordt ingeschakeld.
Opmerking: De duwhulp kan op het ondersteuningsniveau
„OFF" niet worden geactiveerd.
De duwhulp wordt uitgeschakeld zodra een van de volgende
situaties van toepassing is:
– U laat de toets „WALK" 14 los,
– de wielen van de eBike worden geblokkeerd (bijv. door het
remmen of het raken van een hindernis),
– de snelheid overschrijdt 6 km/h.
Terugtrapfunctie (optioneel)
Bij fietsen met terugtrapfunctie draaien de pedalen bij inge-
schakelde duwhulp mee. Worden de draaiende pedalen ge-
blokkeerd, dan wordt de duwhulp uitgeschakeld.
Fietsverlichting in-/uitschakelen
In de uitvoering waarbij het rijlicht door het eBike-systeem ge-
voed wordt, kunnen via de boordcomputer met de toets 2 te-
gelijk voorlicht en achterlicht in- en uitgeschakeld worden.
Bij het inschakelen van de verlichting verschijnt „Licht aan"
en bij het uitschakelen van de verlichting „Licht uit" geduren-
de ca. 1 seconde op het tekstdisplay d. Bij ingeschakeld licht
wordt het verlichtingssymbool c weergegeven.
Het in- en uitschakelen van de fietsverlichting heeft geen in-
vloed op de achtergrondverlichting van het display.
Indicaties en instellingen van de boordcomputer
Snelheids- en afstandsindicaties
In de snelheidsmeterindicatie f wordt altijd de actuele snel-
heid weergegeven.
In de functie-indicatie (combinatie van tekstindicatie d en
waarde-indicatie e) kunt u kiezen uit de volgende functies:
– „Tijd": actuele tijd
– „Maximum": sinds de laatste reset bereikte maximale
snelheid
– „Gemiddelde": sinds de laatste reset bereikte gemiddel-
de snelheid
– „Rijtijd": Rijtijd sinds de laatste reset
– „Bereik": te verwachten bereik met de aanwezige accula-
ding (bij gelijkblijvende voorwaarden zoals ondersteu-
ningsniveau, routeprofiel, enz.)
– „Afstand totaal": indicatie van de totaal met de eBike af-
gelegde afstand (niet resetbaar)
– „ NuVinci Trapfreq./Versnelling": Dit menu-item
wordt alleen weergegeven bij een automatische
Nu Vinci H|Sync-transmissie.
Als u de knop „i" langer dan 1 seconden ingedrukt houdt,
kunt u vanuit elk menu-item het informatiemenu van de
NuVinci-menu opvragen.
Als u van de modus „ NuVinci Trapfreq." wilt overscha-
kelen naar de modus „ NuVinci Versnelling", drukt u
1 seconde lang op de knop „i".
0 276 001 SAI | (29.5.15)