5 Op de voedingsspanning aansluiten
Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning
Verbindingskabel
12
5
Op de voedingsspanning aansluiten
5.1
Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
•
De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
•
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd.
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten of losmaken.
De specificaties betreffende voedingsspanning vindt u in hoofdstuk "
Technische gegevens".
De voedingsspanning wordt aangesloten met standaard kabel con-
form de nationale installatienormen.
Voor het aansluiten van de sensoren kan standaard tweeaderige
kabel worden gebruikt.
Opmerking:
Te hoge temperaturen kunnen de kabelisolatie beschadigen. Houd
daarom naast de omgevingstemperatuur ook rekening met de eigen-
opwarming van het intrument bij de temperatuurbestendigheid van de
kabel in de aansluitruimte.
Bij toepassing in de USA/Canada mogen uitsluitende kabels met
koperen aders worden gebruikt.
5.2
Sensoringang bedrijfsmodus actief/passief
Via de keuze van de aansluitklemmen kan tussen actief en passief
bedrijf van de sensoringang worden gekozen.
•
In de actieve bedrijfsstand stelt de regelaar de voedingsspanning
voor de aangesloten sensor ter beschikking. De voeding en de
meetwaarde-overdracht worden daarbij via één 2-aderige kabel
gerealiseerd. Deze bedrijfsstand is bedoeld voor de aansluiting
van meetversterkers zonder separate voeding (sensoren in
2-draads uitvoering).
•
In de passieve bedrijfsstand wordt de sensor niet gevoed, hierbij
wordt uitsluitend de meetwaarde overgedragen. Deze ingang
is voor de aansluiting van meetversterkers met eigen, separate
voeding bedoeld (sensoren in 4-draadsuitvoering). Bovendien kan
de VEGAMET 141 als een gewoon stroommeetinstrument in een
aanwezig stroomcircuit worden opgenomen.
Opmerking:
Bij een VEGAMET 141 in Ex-uitvoering is de passieve ingang niet
aanwezig.
Bij een omgevingstemperatuur ≥ 50 °C (122 °F) moet de aansluitkabel voor
1)
een minimaal 20 °C (36 °F) hogere omgevingstemperatuur zijn gedimensio-
neerd.
1)
VEGAMET 141 • 4 ... 20 mA