Inhoudsopgave
Advertenties
De functie is actief als tijdens de configuratie is gekozen voor retourbewaking.
Uit het verschil tussen de gemeten en de ingestelde minimumwaarde van de retour-
temperatuur wordt m.b.v. een PID-regelaar een maximumklepstand voor eventuele
menggroepen berekend (zie § 7.5.8).
MENU BEDRIJFSGEGEVENS
Retourtemp
MENU INSTELLINGEN
Bewaking retour
Min retourtemp
P-factor
Min retourtemp
I-factor
Min retourtemp
D-factor
7.5.8
Maximale klepstand voorrangfunctie
De Regeling bepaalt de maximaal toegestane klepstand zodat aan een andere
Regeling (bv. een tapwaterregeling) voorrang gegeven kan worden bij de
warmtelevering.
Deze functie is actief als tijdens de configuratie ten minste één adres (maximaal 2)
van een externe Regeling ingesteld is.
De Regeling vraagt bij deze externe Regeling(en) (bv. tapwaterregeling) de
maximaal toegestane klepstand op. De resulterende waarde is gelijk aan de kleinste
van de opgevraagde waarden en de door de Regeling zelf bepaalde waarde t.b.v. de
retourbewaking. De resulterende waarde kan door andere Regelingen (bv.
menggroepregelingen) bij de Regeling Ketelsturing worden opgevraagd.
80
De gemeten retourtemperatuur.
0°C
De Regeling Ketelsturing zorgt dat de retourtempera-
tuur van de installatie niet beneden de ingestelde
40°C
waarde komt.
De proportionele factor van de PID-regeling die de
maximumwaarde van de klepstand bepaalt om te
4.0%
voorkomen dat de retourtemperatuur van de installatie
onder de minimumwaarde komt.
De integrerende factor van de PID-regeling die de
maximumwaarde van de klepstand bepaalt om te
2.0%
voorkomen dat de retourtemperatuur van de installatie
onder de minimumwaarde komt.
De differentiërende factor van de PID-regeling die de
maximumwaarde van de klepstand bepaalt om te
0.0%
voorkomen dat de retourtemperatuur van de installatie
onder de minimumwaarde komt.
Regeling Ketelsturing - KS
Deel III: Referenties
Advertenties
Inhoudsopgave
