Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle
bedieningsorganen voordat u de motor start en de
tractie-eenheid gebruikt.
Bedieningspaneel
1. Gashendel
2. Schakelaar voor het
activeren van de tractie
3. Stopcontact
4. Contactschakelaar
5. Urenteller
Contactschakelaar
De contactschakelaar waarmee u de motor start en
uitzet, heeft drie standen: U
Gashendel
Zet de hendel naar voren om het motortoerental
te verhogen en naar achteren om het toerental te
verlagen.
Referentiebalk
Gebruik tijdens het rijden met de tractie-eenheid de
referentiebalk als handgreep en hefboompunt om de
tractiebediening en de hendel voor de hulphydrauliek
te bedienen. Voor een soepele, gecontroleerde
bediening houdt u altijd beide handen op de
referentiebalken tijdens het bedienen van de machine.
Figuur 4
6. Hendel van
laadarm/werktuigkanteling
7. Referentiebalk
8. Tractiebediening
9. Schakelaar hulphydrauliek
10. Vergrendeling van klep
van lader
, L
en S
IT
OPEN
TART
Schakelaar voor het activeren van
de tractie
De tractiebediening is automatisch uitgeschakeld
wanneer u de machine start. Bedien de schakelaar
voor het activeren van de tractie nadat u de machine
hebt gestart om de tractiebediening te gebruiken.
Tractiebediening
1. Referentiebalk
2. Tractiebediening
•
Om vooruit te rijden, beweegt u de tractiehendel
naar voren.
g411223
•
Om achteruit te rijden, beweegt u de tractiehendel
naar achteren.
Belangrijk:
altijd achter u en houd uw handen op de
.
referentiebalk.
13
Figuur 5
Figuur 6
Kijk bij het achteruitrijden
Figuur 7
g259646
g259645
g259647