55
3. Tik op Standaarden bewerken. Voer de waarde in en tik op Opslaan.
4. Nadat de meting is gestabiliseerd, tikt u op Standaard bevestigen.
5. Verhoog en verlaag de elektrode in de volgende spoelstandaard. Gooi die weg.
6. Dompel de sensor onder in kalibratiestandaard. Tik op Standaarden bewerken.
7. Voer de waarde in en tik op Opslaan.
8. Nadat de meting is gestabiliseerd, tikt u op Standaard bevestigen.
9. Ga door met maximaal twee extra standaarden.
10.3. Saliniteitskalibratie
Saliniteitskalibratie kan worden uitgevoerd met de parameteraflezing ingesteld op Saliniteit en Saliniteits-
schaal ingesteld op %.
1. Tik in het meetscherm op
2. Tik op het tabblad Meten.
3. Tik om de parameter te configureren voor Saliniteit.
4. Stel Saliniteitsschaal in op %.
5. Tik op het tabblad Kalibratie.
6. Tik op Kalibreren om het proces te starten.
7. Tik op Kalibratie wissen om een nieuwe kalibratie te starten. Als u een nieuwe geleidbaarheidselektrode
gebruikt, wordt aanbevolen deze te wissen en opnieuw te beginnen.
8. Verhoog en verlaag de geleidbaarheidscel in een spoelbeker met zoutgehaltestandaard en gooi deze
weg.
9. Dompel de sensor onder in saliniteitsstandaard. Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen volledig onder
water staan. De meter herkent automatisch de standaard.
10. Laat de meting stabiliseren en tik vervolgens op Standaard bevestigen. De standaard wordt herkend en
toegevoegd.
11. Tik op Opslaan om de kalibratie te accepteren en op te slaan en terug te keren naar het kalibratie-in-
stellingenscherm.
(pictogram Meetmenu).
Kalibratieprocedure