3. Gebruik met uw afstandbediening
3.4 Geforceerde werking
Deze functie maakt het mogelijk om bijvoorbeeld het systeem
in te schakelen, zelfs als er nog een uitgang is geopend of
een product defect is (lege batterij,...).
Ê De centrale weigert om in te schakelen.
De centrale laat een geluidssignaal weerklinken om de gebruiker
te waarschuwen.
Op de afstandsbediening knippert de LED rood.
Ë Bevestig een tweede keer door binnen
5 seconden na de eerste druk
op ON te drukken.
Het lampje licht rood en vervolgens groen
op om de actie te bevestigen.
ON
De centrale laat een PIEP horen.
3.5 Activeren van een stil alarm
Deze functie wordt gebruikt om een discrete oproep met uw
telefonische overdragen te activeren, buiten het medeweten
van een potentiële agressor (geen geluidssignaal), ongeacht
of het systeem is ingeschakeld of uitgeschakeld.
1
2
De toetsen
of
moeten worden geconfigureerd in de
Modus B (zie tabel § 3.1).
1
2
Druk gedurende 2 seconden op de toets
of
.
Het lampje licht rood en vervolgens groen op om de actie te
bevestigen.
- druk op de OFF-toets (uitschakelen van het systeem).
De telefonische overdrager belt vanaf het derde geprogram-
meerde nummer. Het eerste en twee nummer worden tijdens
een stil alarm niet gebeld.
3.6 Activeren van een geluidsalarm
Met deze functie kunt u met de telefonische overdrager een
oproep maken om uw naasten op de hoogte te brengen dat
u in nood bent. De sirenes worden met een specifieke toon
geactiveerd.
1
2
De toetsen
of
moeten worden geconfigureerd in de
Modus C (zie tabel § 3.1).
1
2
Druk gedurende 2 seconden op de toets
of
om het vol-
gende te activeren:
- een oproepcyclus naar de geprogrammeerde
nummers wordt uitgevoerd (beginnend met het
eerste nummer).
- een geluidssignaal van een verbonden sirene.
Het lampje licht rood en vervolgens groen op om
de actie te bevestigen.
Om een geluidsalarm te stoppen, drukt u op OFF.
Piep, Piep, Piep
.
Inschakelen geweigerd
(bijv. uitgang geopend)
Piep, Piep, Piep
ON
< 5s
OK
1
2
ou
>2s
SOS
+
OK
1
2
ou
>2s
- 14 -
3.7 Vereffening van storingen
Bij elke inschakeling/uitschakeling van het systeem zal de cen-
trale signaleren, aan de hand van een aantal geluidssignalen
of weigering van inschakelen, dan een gebeurtenis (of storing)
werd opgeslagen.
Deze gebeurtenissen (inbraakdetectie, storing, uitgang ge-
opend, enz ...) kunnen worden vereffend zodat deze niet meer
door de centrale worden gesignaleerd.
Het systeem moet uitgeschakeld zijn.
Als u niet beschikt over een touch-toetsenbord, kunt u de storin-
gen met de afstandsbediening vereffenen:
Druk gedurende 5 seconden op de toets
OK
Het lampje licht rood en vervolgens groen op om de actie te
bevestigen.
De centrale laat enkele pieptonen horen, stopt, en laat vervol-
gens
opnieuw een pieptoon horen.
3.8 Een automatisme in werking
stellen
SOS
1
2
De toetsen
of
moeten worden geconfigureerd in de
Modus D of E (zie tabel § 3.1).
Modus D: Pulsregeling
1
2
Druk op de toets
of
.
Het lampje licht rood en vervolgens groen op.
Modus E: Opdracht ON/OFF
1
2
Druk op de toets
of
, vervolgens op
Het lampje licht rood en vervolgens groen op.
Piep, Piep, Piep....
OFF
.
OFF
>5s
Voorbeeld
1
2
or
< 2s
ON
of
.
OFF
1
2
ON
or
< 2s
1
2
OFF
or
- 15 -
NL
Piep
or
Voorbeeld
On
Off