Onderhoud (zie ook 9.1, 9.2, 9.3 en 9.4)
Onderhoudsset (artikelnr. 0699076) moet worden gebruikt. Alle onderdelen van de set moeten als
vervanging worden gebruikt.
Schakel de ketel uit. Haal de stekker uit het stopcontact. Controleer eerst de luchtinlaat en de uitlaatpijp.
Verwijder de voorkap, bovenkap en zijkap. Verwijder de sifon en maak deze schoon.
Verwijder het inspectiedeksel * van het carter aan de voorkant onder de bedieningselementen.
Het binnenste deel van de opvangbak en het onderste deel van de warmtewisselaar moeten worden
schoongemaakt.
Verwijder de inspectiedeksels aan de linkerkant van de warmtewisselaar *. Met behulp van speciaal
gereedschap (zie figuur 9.1) is het mogelijk om de deksels van de warmtewisselaar gedeeltelijk te
reinigen. Zie de volgende pagina voor de procedure voor het terugplaatsen van inspectieluiken aan de
linkerkant van de warmtewisselaar.
Inspecteer ook het bovenste deel van de warmtewisselaar. Verwijder de ventilator * samen met de
branderkap *, de gasklep * en de gasleiding *. Nu is de brander * zichtbaar en kan uitgenomen en
geïnspecteerd worden. Reinig de koude kant met een stofzuiger (of voorzichtig met perslucht) en een
nylon borstel (gebruik nooit een stalen borstel). Inspecteer de verbrandingskamer. Bij een vervuilde
warmtewisselaar moet deze met water worden gereinigd. Controleer de branderafdichting * en vervang
deze door een nieuwe. Draai vast met aanhaalmomenten zoals vermeld in 9.3.
Vul de condensbak weer met schoon water en sluit deze weer aan.
Vervang de elektrode door een nieuwe, controleer de afstand tussen de twee pinnen (4,5 ± 0,5 mm).
Zet alles weer op zijn plaats. Controleer het CO2-gehalte en corrigeer indien nodig.
Controleer de gasonderdelen op lekkage en corrigeer eventueel.
Controleer de rookgasonderdelen op rookgaslekkages en condensaatlekkages en corrigeer eventueel.
Controleer in het algemeen op lekkages en corrigeer indien nodig.
* Opmerking: wees voorzichtig tijdens onderhoud om de afdichtingen niet te beschadigen.
Vul de gegevens in tabel 9.1 in
9.1 Service-onderhoudstabel
Bij inbedrijfstelling / inspectie van de ketel moeten CO2, CO, T flow, T retour, ∆P luchtdrukschakelaar
en Psyphon drukschakelaar worden gemeten en de gemeten waarden moeten in onderstaande tabel
worden opgeschreven.
Meet deze waarden wanneer de ketel in evenwicht is bij maximale belasting (zie ook hoofdstuk 5.5).
Herhaal dit voor minimale belasting.
Bij jaarlijkse inspectie en onderhoud adviseren wij om deze waarden ook te meten en op te schrijven en
te vergelijken met de vorige waarden en eventuele veranderingen te analyseren. In de fabriek werd de
maximale belasting van de ketel gemeten binnen een tolerantie van 5% van de nominale belasting.
In het veld kan de belasting afnemen door verhoogde weerstand in de ketel, de luchtinlaat of de
uitlaatuitlaat of door slecht functioneren van de ventilator of andere oorzaken. Bij maximale belasting
moet de installatie zijn ontworpen voor een nominale ∆T van 15 K tot 20 K.
Als de ∆T hoger is dan 25 K, kan de ketel niet meer op maximale belasting doorgaan en zal hij gaan
moduleren omdat er onvoldoende water door de ketel stroomt. T flow en T return zijn af te lezen in
"info mode" op het display (zie 5.4 diagnose). Kleppen, defecte pompen, vuil, corrosieproducten van de
installatie, vuile filters etc. kunnen de waterstroom door de ketel negatief beïnvloeden.
Voor het ontsteken controleert de ketelregeling ∆P aps tijdens het voorpompen. Tijdens branderbedrijf
wordt deze controle uitgevoerd. Als de waarde in opeenvolgende jaren afneemt, kan dit duiden op een
probleem, b.v. storing van de ventilator, vervuilde luchtinlaat, vuile brander, vuile warmtewisselaar of vies
uitlaatsysteem. De sifondruk (P sps) moet lager zijn dan de maximaal toegestane rookgasweerstand.
Als P sps te hoog is (> 12,4 mbar), wordt de ketel gestopt. In dit geval is het uitlaatsysteem mogelijk
geblokkeerd.
60