tussen CV minimum aanvoertemperatuur en maximale CV aanvoertemperatuur. De warmtevraag wordt
verwijderd als het stuursignaal onder de 1 volt komt.
De minimale en maximale CV-aanvoertemperatuur kunnen worden ingesteld in het technicusmenu,
geavanceerde CV-instellingen, CV-temperaturen.
Let op: Zorg ervoor dat het 0-10V DC-signaal vrij is van elektrische interferentie!
4.2.3 Buitentemperatuurregeling OTC (optioneel)
NL
De ketel kan een buitensensor gebruiken voor weerscompensatie (OTC).
Om weerscompensatie te activeren, sluit u een buitensensor aan op de nummers 5 en 6 op de
klemmenstrook C2. Pin nummers 1 en 2 moeten worden overbrugd met een draad. Als alternatief
kunnen die pinnummers (1 en 2) worden gebruikt om de kamerthermostaat aan / uit te schakelen. In het
technicusmenu moeten geavanceerde CV-instellingen, CV-verzoek, alleen OTC worden geselecteerd. De
buitensensor wordt dan automatisch gedetecteerd door de controller. De parameters die overeenkomen
met A-E in de onderstaande afbeelding kunnen worden ingesteld in het technicusmenu (geavanceerde
CV-instellingen).
A OTC-offset: minimale CV-setpointwaarde
B OTC-setpoint maximum: maximale CV-setpointwaarde
C OTC weer koud: externe temperatuurwaarde waarbij de maximale CV-waarde wordt gebruikt.
D OTC weer warm: externe temperatuurwaarde waarbij de minimum CV-waarde wordt gebruikt
E OTC uitschakeling bij warm weer: externe temperatuurwaarde waarbij de warmtevraag eindigt
In het gebruikersmenu kan een eco-setpointverlaging (nachtverlaging) worden ingesteld.
Er is ook een dag, week en weekend beschikbaar (aan, eco uit)
De buitensensor is verkrijgbaar als optioneel accessoire.
De sensor moet aan de noordkant van het gebouw worden geïnstalleerd op een hoogte van ongeveer 2
meter.
Opmerking: De weerstand van de buiten-NTC moet 12 kOhm zijn bij 25 ° C.
Zie ook weerstandstabel voor NTC's op 6.6.24.2.4 Optionele digitale communicatie
De ketel is ook voorbereid voor digitale communicatie met kamerthermostaten met
Open-Therm communicatieprotocollen (automatisch herkend indien aangesloten op pinnen
1 + 2 op klemmenstrook C2, zie ook 4.2.1.
13