9
JAARLIJKS INSPECTIEONDERHOUD
Onderhoud mag alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde installateur of technicus.
Het toestel moet eens in de twee jaar worden geïnspecteerd volgens tabel 9.1. Onderhoud moet
eens in de twee jaar worden uitgevoerd volgens tabel 9.1
Het apparaat mag niet worden gebruikt door kinderen of personen met verminderde fysieke,
zintuiglijke of mentale vermogens of gebrek aan ervaring en kennis. Kinderen mogen, zelfs als
ze onder toezicht staan, het apparaat niet onderhouden of schoonmaken of met het apparaat
spelen.
Probeer het apparaat niet zelf te repareren als het defect of defect is. Neem contact op met uw
installateur. Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde technici. Het niet
naleven van deze vereisten kan de veiligheid van het apparaat in gevaar brengen.
Inspectie (zie ook 9.1, 9.2, 9.3 en 9.4)
Inspectieset (artikel nr. 0699078) moet worden gebruikt. Schakel de ketel uit. Haal de stekker uit het
stopcontact.
Verwijder de sifon en maak deze schoon. Vul de condenssifon met schoon water en sluit deze weer
aan op de nieuwe O-ring uit de inspectieset (artikel nr. 0699078). Vervang de elektrode door afdichting
(onderdelen van inspectieset artikel 0699078). De afstand tussen de twee pinnen moet 4,5 ± 0,5 mm zijn.
Zet de ketel op max. belasting (zie paragraaf 5.5). Bepaal de warmtetoevoer van de ketel. Controleer
% CO2. Herhaal dit voor minimale belasting. Controleer de gasonderdelen op lekkage en corrigeer
eventueel.
Controleer de rookgasonderdelen op rookgaslekkages en condensaatlekkages en corrigeer eventueel.
Controleer in het algemeen op lekkages en corrigeer indien nodig. Vergelijk de warmtetoevoer (max en
min) met die gemeten bij installatie.
Als de cijfers zoals vermeld in tabel (hoofdstuk 9.1) vergelijkbaar zijn, wordt de inspectie uitgevoerd.
Als de warmtetoevoer nu aanzienlijk lager is, is er waarschijnlijk een belemmering in de luchtinlaat of de
rookuitlaat of in de ketel zelf.
Schakel de ketel uit. Haal de stekker uit het stopcontact. Controleer eerst de luchtinlaat en de uitlaatpijp.
Verwijder de voorkap, bovenkap en zijkap. Verwijder het inspectiedeksel * van het carter aan de voorkant
onder de bedieningselementen. Het binnenste deel van de opvangbak en het onderste deel van de
warmtewisselaar moeten worden geïnspecteerd en indien nodig worden schoongemaakt.
Als het onderste deel van de warmtewisselaar verstopt is, moeten de inspectiedeksels aan de linkerkant
van de warmtewisselaar worden verwijderd *. Met behulp van speciaal gereedschap (zie afbeelding
volgende pagina) is het mogelijk om de deksels van de warmtewisselaar gedeeltelijk te reinigen.
In geval van vuil in het carter is het ook raadzaam om ook het bovenste deel van de warmtewisselaar te
inspecteren. Verwijder de ventilator * samen met de branderkap *, de gasklep * en de gasleiding *. Nu is
de brander * zichtbaar en kan uitgenomen en geïnspecteerd worden. Reinig indien nodig de koude zijde
met een stofzuiger (of voorzichtig met perslucht) en een nylon borstel (gebruik nooit een stalen borstel).
Inspecteer de verbrandingskamer.
Bij een vuile warmtewisselaar kan deze met water worden gereinigd. Controleer de branderafdichting *
en vervang indien nodig. Draai vast met aanhaalmomenten zoals vermeld in 9.4.
Zet alles weer op zijn plaats. Controleer het CO2-gehalte en corrigeer indien nodig. Controleer de
gasonderdelen op lekkage. Controleer de rookgasonderdelen op rookgaslekkages en condensaatlekkages.
* Opmerking: wees voorzichtig tijdens de inspectie om de afdichtingen niet te beschadigen. Alle
afdichtingen die door veroudering of andere oorzaken zijn beschadigd, moeten worden vervangen.
Vul de gegevens in tabel 9.1 in
58