ONDERHOUDSPLAN
Controle van de HD/LD-
veiligheidsschakelaars.
Controle van de buitenventilatoren
en de ventilatorbescherming.
Controle van de plaats
van alle sensoren.
Controle en indien nodig reinigen
van alle buitenluchtroosters.
Reinig de condensaatafvoer en de
verdamper- en condensorbatterij
(volgens plaatselijk voorschrift).
Controle van elektrisch
verwarmingselement op ongewenste
roestvorming.
Controle van anti-
trillingsmontagepunten op slijtage.
Controle van aanwezigheid van zuur
in de olie van het koelcircuit.
Controle van concentratie glycol
in het HWC-circuit.
Controle van ontdooicyclus
met vierwegklepinversie.
Controle van gasbrandermodule
op roestvorming.
Schoonborstelen en reinigen
van de gasbrander
Controles van de druk van de
gastoevoer en de verbindingen.
Instellingen van de gasreguleringsklep.
Controle van de veiligheidsschakelaars
van de gasbrander.
FLEXY II – IOM - 0308 – D
Sluit manometers aan op het te controleren circuit.
Stop de axiale ventilatoren en wacht tot de
hogedrukschakelaar de compressor stopt. 29 bar (+1/-0)
auto-reset 22 bar (+/- 0,7). Sluit de ventilatoren weer aan.
Schakel de centrifugale toevoerventilator in en wacht
tot de lagedrukschakelaar uitschakelt. 0,5 bar (+/- 0,5)
reset 1,5 bar (+/-0,5).
Controleer de bladen van de ventilator en alle bedekkingen
en beschermingen van de ventilator.
Controleer de juiste plaatsing en werking van alle sensors.
Controleer de in het regelsysteem opgegeven waarden.
Vervang zo nodig de sensor.
Controleer de verseluchtroosters (indien aanwezig). Zijn ze
vuil of beschadigd, haal ze dan uit de unit en reinig ze met
een hogedrukspuit. Monteer ze weer op de unit als ze
schoon en droog zijn.
Controleer de batterijen visueel op vervuiling. Als ze niet
erg vuil zijn, kan reinigen met een zachte borstel
voldoende zijn. (LET OP: Lamellen en koperbuisjes zijn
kwetsbaar! Elke beschadiging hieraan zal nadelige
gevolgen hebben voor de werking van de unit.)
Als een batterij erg vervuild is, is diepe industriële
reiniging met een ontvettingsmiddel nodig. (Dit moet
door een gespecialiseerd bedrijf gebeuren.)
Isoleer de unit. Trek de elektrische verwarming uit de
verwarmingsmodule en controleer de weerstanden op
roestvorming. Vervang indien nodig weerstanden.
Controleer de anti-trillingsmontagepunten
van de compressoren en de centrifugale ventilator.
Vervangen indien beschadigd.
Haal een beetje olie uit het koelcircuit.
Controleer de glycolconcentratie in het drukwatercircuit.
(Een concentratie van 30% geeft een vorstbescherming
tot ca. -15°C). Controleer de druk in het circuit.
Schakel de unit in de warmtepompmodus. Wijzig het
setpoint om de standaard-ontdooimodus te krijgen
en verminder de cyclustijd tot de minimumwaarde.
Controleer de werking van de ontdooicyclus.
Trek de brander eruit om de leidingen te kunnen
controleren (zie het gedeelte over de gasbrander in de
IOM).
Reinig de in-shot branders en het ventilatorwiel licht
met een borstel. Veeg de rookgasafvoer en -kanalen.
Veeg stof van het motorhuis. Reinig de jaloezieën
van de verbrandingsluchtinlaten. Trek de leischotten
van de buizen, veeg de buizen af.
CONTROLEER DE PAKKING VAN DE ROOKKAST.
Zie voor meer informatie het gedeelte over de gasbrander
in de IOM.
Zie voor meer informatie het gedeelte over de gasbrander
in de IOM.
Zie voor meer informatie het gedeelte over de gasbrander
in de IOM.
[]
15
o
5
o
5
o
5
1u bij
o / []
reinigen
1 uur bij
o
vervangen
1 uur bij
o
vervangen
[]
[]
30
[]
30
[]
30
[]
30
[]
15
[]
30
[]
30
Pagina 97