ONDERHOUDSPLAN
Taak
Reinig of vervang filters: wegwerp of
met metalen frame.
Visuele controle van het oliepeil.
Controle van de positie van de
compressor van de carterverwarming.
Controle van de riemspanning.
Controle van lagers van de centrifugale
ventilator.
Controle van de geabsorbeerde
ampères.
Controle van de rookdetector.
Controle van de Climatic-besturing,
instelpunten en variabelen.
Controle van de klokinstellingen.
Controle van de positie en de stevigheid
van de koelonderdelen.
Controle van de (eventuele)
veiligheidsschakelaar van de
luchthoeveelheidwaarde.
Controle van de vorstbescherming
van de warmwaterbatterij.
Controle van de driewegklep
op de warmwaterbatterij.
Controle van de werking
van de aandrijving economiser.
Controle van de vierwegklep
van het koelsysteem.
Controle van de stevigheid
van de elektrische aansluitingen.
FLEXY II – IOM - 0308 – D
Bedrijfsstand
Vervang filters door nieuwe in geval van wegwerpfilters.
Vuil verwijderen met een stofzuiger of blazer. Voorzichtig
wassen en drogen.
Vervang ze indien nodig.
Een verstopt filter heeft nadelige gevolgen voor de werking
van de unit.
DE UNIT MAG NIET ZONDER FILTERS WORDEN
GEBRUIKT.
Controleer het oliepeil door het kijkglas aan de zijkant
van de compressor.
Controleer of de hitteweerstand goed en strak rond
de behuizing van de compressor is aangebracht.
Controleer de riemspanning (info in de IOM) en vervang
indien noodzakelijk de riem.
Isoleer de unit van de netspanning. Verdraai de ventilator
met de hand en controleer op abnormale geluiden. De
lagers zijn gesmeerd voor de hele levensduur, maar na
10.000 uur kan vervangen nodig zijn.
Controleer de geabsorbeerde ampères op alle drie de
fasen. Vergelijk de waarden met de nominale waarde in
het schema van de elektrische bedrading.
Start de unit. Activeer de rookdetector door met een
magneet rond de kop van de detector te gaan. Reset de
unit en de regelaar.
Zie het inbedrijfstellingsrapport. Controleer of alle
instellingen conform dit document zijn ingesteld.
Controleer de tijd en datum van de besturing.
Controleer systematisch alle aansluitingen en
bevestigingen in het koelcircuit. Controleer op oliesporen
en voer uiteindelijk een lektest uit. Controleer of de
werkdrukken overeenkomen met die op het verslag
van de inbedrijfstelling.
Zet de toevoerventilator stil. De fout moet binnen
5 seconden worden gedetecteerd.
Verhoog het setpoint voor de ruimte naar 10°C boven de
feitelijke kamertemperatuur. Controleer de goede werking
van de zuiger. De zuiger moet zich van de klepkop af
bewegen. Reset de regelaar.
Controleer alle bevestigingen en de transmissie. Stop de
unit m.b.v. de regelaar. De verseluchtklep moet dicht gaan.
Start de unit, de verseluchtklep moet open gaan.
Verhoog de instelling voor de kamertemperatuur
met 10°Cwanneer de unit in de koelingmodus draait.
De unit moet overschakelen naar de warmtepompmodus.
Reset de regelaar.
Schakel de unit uit en controleer of alle schroeven
nog goed zijn aangedraaid, controleer de aansluitpunten
en de elektrische aansluitingen en let vooral goed
op de stroomkabels en de laagspanningsdraden
van de bediening.
Geschatte
(min)
o
o
o
o
o
[]
[]
[]
o
[]
o
[]
[]
[]
[]
O
Pagina 96
tijd
20
2
2
10
10
15
5
15
5
30
5
5
5
5
30