11.2 Digitaal display van het hoofdbe-
dieningspaneel
De gegevensweergave is verdeeld in een boven- en onderdeel,
met twee groepen van respectievelijk tweecijferig half zeven-
segmentendisplay.
a. Temperatuurdisplay
Het temperatuurdisplay wordt gebruikt voor het weergeven van
de totale uitlaattemperatuur van het unitsysteem, de uitlaat-
watertemperatuur, de condensorleidingtemperatuur T3A van
systeem A, de condensorleidingtemperatuur T3B van systeem
B, de buitentemperatuur T4, de antivriestemperatuur T6 en de
ingestelde temperatuur Ts, met een toelaatbaar weergavebereik
van -15 °C~70 °C. Als de temperatuur hoger is dan 70 °C, wordt
het weergegeven als 70 °C. Als er geen startgegeven is, wordt "-
- -" weergegeven en is de indicatiepunt °C ingeschakeld
b. Stroomdisplay
Het stroomdisplay wordt gebruikt voor het weergeven van het
modulaire unitsysteem A, compressorstroom IA of systeem B
compressorstroom IB, met een toelaatbaar weergavebereik van
0A~99A. Als de stroom hoger is dan 99A, wordt het weergege-
ven als 99A. Als er geen startgegeven is, wordt "— —" weerge-
geven en is de indicatiepunt A ingeschakeld.
c. Storingsdisplay
Dit display wordt gebruikt om de gehele storingsmelding van
de unit of die van de modulaire unit weer te geven. Het weer-
gavebereik is E0~EF, waarbij E naar storing verwijst en 0~F de
foutcode aangeeft. "E-" wordt weergegeven wanneer er geen
storing is en de indicatiepunt # op hetzelfde moment is inge-
schakeld.
d. Beveiligingsdisplay
Dit display wordt gebruikt om de totale systeembeveiligingsge-
gevens van de unit of de systeembeveiligingsgegevens van de
modulaire unit weer te geven. Het weergavebereik is P0~PF,
waarbij P naar beveiliging verwijst en 0~F de beveiligingscode
aangeeft. "P-" wordt weergegeven wanneer er geen storing is.
e. Unitnummerdisplay
Dit display wordt gebruikt om het adresnummer van de thans
geselecteerde modulaire unit weer te geven. Het weergave-
bereik is 0~15 en de indicatiepunt # is op hetzelfde moment
ingeschakeld.
f. Display van het aantal gekoppelde units en het nummer van
de unit die in gebruik is
Deze worden gebruikt voor de weergave van het totale aantal
gekoppelde modulaire units van het gehele unitsysteem en het
nummer van de modulaire unit die in werking is, met een weer-
gavebereik van 0~16.
Telkens wanneer de steekproefpagina wordt geopend om de
modulaire unit weer te geven of te wijzigen, is het nodig om te
wachten totdat de draadgestuurde bediening de actuele gege-
vens van de modulaire unit heeft ontvangen en geselecteerd.
Voordat de gegevens worden ontvangen, geeft de draadge-
stuurde bediening alleen "--" onderaan de gegevensdisplay
weer. Het bovenste deel geeft het adresnummer van de mo-
dulaire unit weer. Er kan geen pagina worden omgeslagen, die
doorloopt totdat de draadgestuurde bediening de communica-
tiegegevens van deze modulaire unit ontvangt.
11.3 Verzorging en onderhoud
1) Onderhoudsperiode
Het is aan te raden om vóór het koelen in de zomer en het ver-
warmen in de winter elk jaar de klantenservice van de plaatselij-
ke airconditioningdealer te raadplegen om de unit te controleren
en te onderhouden en om fouten in de airconditioning te voorko-
men die ongemak voor uw leven en werk met zich meebrengen.
2) Onderhoud van de belangrijkste onderdelen
Er moet goed worden gelet op de afvoer- en zuigdruk tijdens
het werkingsproces. Zoek naar redenen en elimineer de storing
als er een afwijking wordt geconstateerd.
Controleer en bescherm de apparatuur. Zorg ervoor dat de inge-
stelde waarden niet willekeurig ter plaatse worden aangepast.
Controleer regelmatig of de elektrische aansluiting los zit en of
er slecht contact is op het contactpunt, veroorzaakt door oxida-
tie, puin enz., en neem zo nodig tijdig maatregelen.
Controleer regelmatig de werkspanning, stroom- en fasebalans.
Controleer de betrouwbaarheid van de elektrische elementen
tijdig. Slecht werkende en onbetrouwbare elementen moeten op
tijd worden vervangen.
11.4 Verwijderen van afschilfering
Na langdurig gebruik worden calciumoxide of andere mineralen
afgezet op het warmteoverdrachtsoppervlak van de waterzijdige
warmtewisselaar. Deze stoffen beïnvloeden het warmteover-
drachtsvermogen als er te veel kalkaanslag op het warmteover-
drachtsoppervlak zit.
en leiden er achtereenvolgens toe dat het elektriciteitsverbruik
toeneemt en de persdruk te hoog (of de aanzuigdruk te laag)
is. Organische zuren zoals mierenzuur, citroenzuur en azijnzuur
kunnen worden gebruikt om de afschilfering te reinigen. Maar in
geen geval mag reinigingsmiddel met fluorazijnzuur of fluori-
de worden gebruikt, omdat de waterzijdige warmtewisselaar
is gemaakt van roestvrij staal en gemakkelijk uitbijt waardoor
koelmiddellekkage wordt veroorzaakt. Let bij het reinigen en
verwijderen van de afschilfering op de volgende aspecten:
1) Een waterzijdige warmtewisselaar moet door vakmensen
worden gerepareerd. Neem contact op met de klantenservice
van de plaatselijke airconditioningdealer.
2) Reinig de leiding en de warmtewisselaar na gebruik van een
reinigingsmiddel met schoon water. Voer de waterbehandeling
uit om te voorkomen dat het watersysteem wordt uitgebeten of
de afschilfering weer optreedt.
3) Bij gebruik van een reinigingsmiddel moet de dichtheid van
het middel, de reinigingsduur en -temperatuur worden aange-
past aan de toestand van de afschilfering.
4) Nadat het beitsen is voltooid, moet het vloeibare afval een
neutralisatiebehandeling ondergaan. Neem contact op met het
relevante bedrijf voor de verwerking van het vloeibare afval.
5) Tijdens het reinigingsproces moeten beschermingsmiddelen
(zoals een veiligheidsbril, handschoenen, masker en schoenen)
worden gebruikt om inademing of contact met het middel te ver-
mijden, aangezien het reinigingsmiddel en neutralisatiemiddel
corrosief zijn voor de ogen, huid en het neusslijmvies.
11.5 Buitengebruikstelling tijdens de
winter
Voor de buitengebruikstelling tijdens de winter moet het bui-
ten- en binnenoppervlak van de unit schoon en droog gemaakt
worden. Dek de unit af ter bescherming tegen stof. Open de
waterafvoerklep om de in het schone-watersysteem opgeslagen
water af te tappen ter bescherming tegen bevriezing (bij voor-
keur wordt er antivriesmiddel in de leiding gespoten).
11.6 Reserveonderdelen
Vervangende onderdelen moeten door ons bedrijf worden gele-
verd.
Vervang een onderdeel nooit door een verschillend onderdeel.
31