8.5.10 Installatie van enkele of meerdere water-
pompen
1) DIP-schakelaar
Zie tabel 8-4 voor details voor de keuze van de DIP-schakelaar
wanneer enkele of meerdere waterpompen zijn geïnstalleerd
voor de KEM-HT-65 DRS5 en de KEM-HT-110 DRS5.
Let op de volgende problemen:
a. Als de DIP-schakelaar onverenigbaar is en de foutcode is FP,
dan mag de unit niet in werking worden gesteld.
b. Alleen de hoofdunit heeft het uitgangssignaal van de water-
pomp wanneer een enkele waterpomp is geïnstalleerd. Hul-
punits hebben geen uitlaatsignaal van de waterpomp.
c. Het stuursignaal van de waterpomp is beschikbaar voor zo-
wel de hoofdunit als de hulpunits wanneer er meerdere pompen
zijn geïnstalleerd.
2) Installatie van een waterleidingsysteem
a. Enkele waterpomp
Bij de installatie van een enkele waterpomp is geen eenrich-
tingsklep nodig, zie onderstaande afbeelding.
unit
unit
(n-1#)
(1#)
inlaat-
water
uitlaatwater
Afb. 8-23 Installatie van een enkele waterpomp
9 INGEBRUIKNAME EN CONFIGURATIE
9.1 Eerste ingebruikname bij een lage buitentemperatuur
Als bij de eerste ingebruikname de watertemperatuur laag is, is het belangrijk dat het water geleidelijk wordt verwarmd. Als dit niet
gebeurt, kunnen betonvloeren barsten door de snelle temperatuursverandering. Neem contact op met de verantwoordelijke aanne-
mer voor meer informatie.
9.2 Aandachtspunten voorafgaand aan het proefdraaien
1) Als de waterleiding meerdere malen is doorgespoeld, check dan of de zuiverheid van het water voldoet aan de eisen. Het sys-
teem wordt opnieuw met water gevuld en afgetapt en de pomp wordt opgestart. Zorg er vervolgens voor dat de waterstroom en de
druk bij de uitlaat voldoen aan de eisen.
2) De unit wordt 12 uur voor ingebruikname aangesloten op de hoofdvoeding om de verwarmingsband van stroom te voorzien en de
compressor voor te verwarmen. Onvoldoende voorverwarming kan schade aan de compressor veroorzaken.
3) Instelling van de draadgestuurde bediening. Zie de handleiding voor het instellen van de inhoud van de bediening, met inbegrip
van basisinstellingen zoals de koel- en verwarmingsmodus, de handmatige instelling en de automatische afstellingsmodus en de
pompmodus. Onder normale omstandigheden worden de parameters ingesteld rond de standaard bedrijfsomstandigheden voor het
proefdraaien. Extreme bedrijfsomstandigheden moeten zoveel mogelijk worden vermeden.
4) Stel de debietregelaar op het watersysteem of de hoofdafsluiter van de inlaat van de unit zodanig af dat het waterdebiet van het
systeem 90% is van het waterdebiet dat wordt aangegeven in de tabel voor probleemoplossing.
b. Meerdere waterpompen
Voor elke unit moet er een eenrichtingsklep worden aange-
bracht wanneer er meerdere pompen worden geïnstalleerd, zie
onderstaande afbeelding.
water-
pomp
inlaat-
water
3) Elektrische leidingen
unit
Alleen de hoofdunit heeft bedrading nodig als er een enkele
(0#)
waterpomp is geïnstalleerd, hulpunits hebben geen bedrading
nodig. Zowel de hoofdunit als alle hulpunits hebben een bedra-
water-
ding nodig als er meerdere waterpompen zijn geïnstalleerd. Zie
pomp
afbeelding 8-18 voor de specifieke bedrading.
klem
Tw
27
unit
unit (1#)
unit (0#)
(n-1#)
uitlaatwater
Afb. 8-24 Installatie van meerdere waterpompen
eenwegsklep
klem
Tw