Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Watertemperatuurcorrectie Instellen; Een Toestel Voor Watersnelheid Kalibreren; Instellingen Voor Overige Schepen - Garmin GPSMAP 7400 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 7400 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

De watertemperatuurcorrectie instellen

De temperatuurcorrectie compenseert de temperatuurmeting van een temperatuursensor of transducer met
temperatuurmeting.
1 Meet de watertemperatuur aan de hand van een temperatuursensor of transducer met temperatuurmeting
die is aangesloten op het netwerk.
2 Meet de watertemperatuur met een andere temperatuursensor of een thermometer die nauwkeuriger is.
3 Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Deze waarde is de temperatuurcorrectie. Voer deze waarde in stap 5 in als positief getal wanneer de sensor
een koudere watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het geval is. Voer deze waarde in stap 5 in als
negatief getal wanneer de sensor een warmere watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het geval is.
4 Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de sensor of transducer is aangesloten op de kaartplotter of een sonarmodule, selecteert u
Instellingen > Mijn boot > Temp.correctie.
• Als de sensor of transducer is aangesloten op het NMEA 2000 netwerk, selecteert u Instellingen >
Communicatie > NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst; selecteer de transducer en vervolgens Bekijk >
Temp.correctie.
5 Voer de in stap 3 berekende waarde voor temperatuurcorrectie in.

Een toestel voor watersnelheid kalibreren

Als u een snelheidssensor of transducer met snelheidsmeting hebt aangesloten op de kaartplotter,
kunt u die snelheidssensor kalibreren om de nauwkeurigheid van de op de kaartplotter weergegeven
watersnelheidsgegevens te verbeteren.
1 Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de sensor of transducer is aangesloten op de kaartplotter of een sonarmodule, selecteert u
Instellingen > Mijn boot > Vaarsnelheid kalibreren.
• Als de sensor of transducer is aangesloten op het NMEA 2000 netwerk, selecteert u Instellingen >
Communicatie > NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst; selecteer de transducer en selecteer Bekijk >
Vaarsnelheid kalibreren.
2 Volg de instructies op het scherm.
Als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets registreert, verschijnt een melding.
3 Selecteer OK, en verhoog geleidelijk de snelheid van de boot.
4 Als het bericht weer wordt weergegeven, stop dan de boot en controleer of het wieltje met de sensor niet is
vastgelopen.
5 Als het wieltje zonder problemen draait, controleer dan de kabelverbindingen.
6 Als de melding zich blijft voordoen, neem dan contact op met Garmin Product Support.

Instellingen voor overige schepen

Als uw compatibele kaartplotter is verbonden met een AIS-toestel of marifoon, kunt u instellen hoe andere
vaartuigen op de kaartplotter worden weergegeven.
Selecteer Instellingen > Overige schepen.
AIS: Schakelt ontvangst van AIS-signalen in en uit.
DSC: Schakelt DSC (Digital Selective Calling) in en uit.
Aanvar.alarm: Hiermee stelt u het aanvaringsalarm in
pagina 29).
AIS-EPIRB-testuitzending: Hiermee schakelt u testsignalen in van EPRIB's (Emergency Position Indicating
Radio Beacons).
AIS-MOB-testuitzending: Hiermee schakelt u testsignalen in van MOB-toestellen (Man-over-boord).
AIS-SART-test: Hiermee schakelt u testuitzendingen in van SART-zenders (Search and Rescue Transponders).
Toestelconfiguratie
(Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen,
149

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gpsmap 7600 series

Inhoudsopgave