10 5. Bediening
5.3.2 Auto-Hold in- of uitschakelen
1. Instelmodus openen.
2. Doorloop via MODE de instellingen totdat AUTO HOLD ver-
schijnt.
3. Selecteer Aan of UIT via CAL.
4. Druk op MODE om de selectie te bevestigen.
5. Doorloop via MODE de instellingen tot alle segmenten kort
oplichten.
6. Het instrument schakelt dan over naar de meetmodus.
5.3.3 De hellings- en offsetwaarden weergeven die in het
instrument zijn opgeslagen
1. Instelmodus openen.
2. Doorloop via MODE de instellingen totdat mV/pH (gradiënt- en
offsetwaarden) verschijnen.
3. Doorloop via MODE de instellingen tot alle segmenten even
oplichten.
4. Het instrument schakelt dan over naar de meetmodus.
5.3.4 De kalibratiemethode selecteren (1P-, 2P- of
3P-methode)
1. Instelmodus openen.
2. Ga via MODE door de instellingen totdat CAL 1P, 2P OR 3P
verschijnt.
3. Selecteer kalibratiemethode 1P, 2P OF 3P via CAL
4. Druk op MODE om te bevestigen
• 1P: selecteerbaar via CAL (4), (7) of (10)
•2P: selecteerbaar via CAL (4,7) of (7,10)
5. Druk op MODE om de selectie te bevestigen
6. Doorloop via MODE de instellingen tot alle segmenten even
oplichten.
7. Het instrument schakelt dan over naar de meetmodus.
5.3.5 Automatisch uitschakelen in- en uitschakelen
1. Instelmodus openen.
2. Doorloop via MODE de instellingen totdat AUTO OFF ver-
schijnt.